Onderzoek konijnenhouderij
De konijnenhouderij
De uitbuiting van het konijn door de
mens kent vele vormen. Konijnen worden gehouden als gezelschapsdier, gemarteld
als proefdier, afgeschoten als jachtwild, gefokt voor het vlees, voor hun vacht
en voor angorawol.Het aantal als huisdier gehouden
konijnen (circa 1 miljoen in Nederland) is op elk moment vele malen groter dan
het aantal commercieel gehouden konijnen en ook dat is een reden tot zorg.
Gezelschapsdieren leven achter vaak meerdere jaren terwijl vleeskonijnen maar
tien weken oud worden.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Angorakonijn
In Europa worden meer dan 330 miljoen
vleeskonijnen gehouden. Na het 'vleeskuiken' is het konijn het meest gehouden
dier. Driekwart daarvan bevinden zich in Italië, Frankrijk en Spanje.
https://www.foodlog.nl/artikel/belgen-slachten-en-eten-ons-betere-konijn1/http://www.asfc-lapin.com/Docs/Activite/T-ronde-2011/Fichiers-pdf/Rapport-EFSA.pdf
Nederland
De consumptie van konijnenvlees in
Nederland ligt rond de 0,65 kg per hoofd van de bevolking per jaar. Al in 2005
werd geconstateerd dat konijnenvlees een niche product is: "Nederlanders
eten per jaar ongeveer 86 kilogram vlees per hoofd van de bevolking (exclusief
vleeswaren), waarvan naar schatting 700 gram konijn. Konijnenvlees heeft binnen
de vleesconsumptie dus een marktaandeel van 0,8%. Op basis van deze gegevens
lijkt konijn een nicheproduct in de Nederlandse vleesmarkt. Nader onderzoek
naar de consumptie van konijnenvlees leert dat maar in 5% van de huishoudens konijn
wordt gegeten (bron: GfK). In 2002 was dit nog 8%." Het zelfde onderzoek
concludeert ook dat "in 95% van de Nederlandse huishoudens geen konijn
wordt gegeten.
https://edepot.wur.nl/2751
In Nederland is konijn een
seizoensgerecht met pieken rond Kerst en Pasen. Vooral met kerst is
konijnenvlees populair.
Konijn is het meest verkochte stukje
'wild' in de supermarkt wordt wel eens beweerd. Een konijn is een wild dier, zo
denken veel consumenten, maar konijn in de supermarkt komt in Nederland altijd
uit konijnenfokkerijen. Al het konijnenvlees dat met de kerst verkocht wordt
door Nederlandse supermarkten komt van kooikonijnen, vaak zonder dat dit
specifiek op de verpakking staat. Namen als 'vlees met wildsmaak', 'tam wild',
'gekweekt wild' en 'kweekwild' moeten voorkomen dat de supermarkten daar op
aangesproken kunnen worden. Misleiding van de consument is het toch.
https://www.volkskrant.nl/economie/hoe-wild-is-het-in-het-vleesvak-van-de-super~b1481b54/ Door de piek rond Kerst, halen
supermarkten de konijnen uit Frankrijk, Hongarije, Spanje, Italië en soms zelfs
uit China, waar de dieren indien mogelijk nog een slechter leven leiden dan in
Nederland en België. Bovendien hebben ze vaak al een hele lange tijd
doorgebracht in de diepvries. Eet je met kerst een konijn, dan heeft die zeer
waarschijnlijk een lange reis ondernomen langs verschillende stallen, een
slachterij, door meerdere landen en de diepvries. https://eenvandaag.avrotros.nl/item/zo-belandt-een-konijn-met-kerst-op-je-bord/ Recent besloten een aantal Nederlandse
en Belgische supermarktketens geen vlees van batterijkooi-konijnen meer te
verkopen in verband met dierenleed, maar de minimumvereisten voor de wijze van
houden van 'vleeskonijnen' voldoen nergens, op geen enkele wijze aan de
natuurlijke behoefte van de konijnen.https://www.gaia.be/nl/nieuws/bij-sodexo-geen-vlees-van-batterijkonijnen Omdat de korte en hevige Kerstpiek in
de Nederlandse consumptie van konijnenvlees niet in verhouding staat tot de
vraag gedurende de rest van het jaar en de Nederlandse productie wel het hele
jaar door min of meer stabiel is, zal verreweg het grootste aantal in Nederland
gehouden dieren altijd in het buitenland verkocht worden en opgegeten.
Nederland heeft ook geen gespecialiseerd konijnenslachthuis. Konijnen worden in
Nederland dus vooral voor de export gehouden. BelgiëIn België wordt jaarrond konijn
gegeten, maar ook daar is er een kentering waarneembaar. 'Konijn met pruimen',
de klassieker uit grootmoeders keuken staat nog maar zelden op het menu. "Konijnenhouderij is in Vlaanderen
echt een mini-sector", vertelt ILVO-onderzoeker Luc Maertens aan Vilt in
2016. "We tellen vandaag nauwelijks 15 professionele kwekers in
Vlaanderen, in gans België zijn ze met een 20-tal. Dan heb ik het over
bedrijven die minstens de hoofdmoot van hun inkomen uit konijnen halen. Een
professionele konijnenboerderij telt minstens 800 à 1000 voedsters (vrouwelijke
konijnen, nvdr.). In quasi alle gevallen gebeurt ook de afmest van de jonge
konijnen op hetzelfde bedrijf."Konijnenhouderij kan ook een neventak
zijn, waarbij de combinatie wordt gemaakt met een job buitenshuis, met
akkerbouw of een andere landbouwactiviteit. Zulke fokkers hebben 300 tot 500
voedsters die ze, via een strikt management, allemaal op dezelfde dag
insemineren. De afgemeste vleeskonijnen worden in één keer naar de slachterij
afgevoerd, zodat het afgeleverde volume nog net interessant is voor de
slachterij. Zoals in andere sectoren wensen de slachterijen alleen nog te
werken met volledig gevulde vrachtwagens. Dat is kostenbesparend en komt de
traceerbaarheid ten goede. Begin 2019 riep het Vlaams Centrum voor
Agro-en Visserijmarketing (VLAM) de 'Week van het Konijn' in het leven van 30
januari tot 6 februari, want nooit eerder aten Belgen zo weinig konijnenvlees.
Uit cijfers bleek dat meer dan 80% van de Belgische gezinnen nooit konijn
koopt. Vooral jongeren laten het links liggen. Terwijl één op de drie
65-plussers nog wel eens konijn kocht in de supermarkt of bij de slager, was
dat bij de twintigers nog maar 2%. Bij nagenoeg alle consumenten onder de 30
jaar komt konijn thuis nooit op het bord, terwijl meer dan 80% van het volume
aan konijnenvlees door 50-plussers wordt gekocht. https://www.lekkervanbijons.be/konijnhttp://www.agripress.nl/start/artikel/604296/nl In mei 2019 moest VLAM, ondanks de
campagne, nog lagere cijfers melden: In 2018 kochten slechts 17 Belgische
gezinnen op 100 minstens één keer konijnenvlees. Een jaar eerder ging het nog
om 19 gezinnen, en sinds 2002 is het aantal kopers van konijnenvlees meer dan
gehalveerd. Het aangekochte konijnenvlees voor thuisverbruik daalde in 2018
naar amper 220 gram per capita. Een verouderd imago en de hoge
aaibaarheidsfactor van een konijn spelen deze vleessoort parten, volgens
VLAM. Algemeen zitten de vleesaankopen voor
thuisverbruik (inclusief gevogelte, konijn en wild) in een dalende lijn, met
minder dan 28 kilo per capita per jaar. Dat haalt VLAM onder meer uit het
marktonderzoek van GfK Belgium dat in haar opdracht het aankoopgedrag voor
thuisverbruik volgt van 5.000 Belgische gezinnen. Van die 28 kilo bestaat dus
slechts 220 gram uit konijnenvlees, minder dan 1 procent van het totale
vleesvolume. Gemiddeld koopt de Belg nu iets meer dan twee keer per jaar
konijnenvlees. Het gaat daarbij bijna uitsluitend om vers vlees (slechts 3% is
konijn in diepvries), en versneden vers konijn is het populairst (63%). De
gemiddelde prijs van konijnenvlees in de winkel steeg in 2018 met 35 cent tot
9,35 euro per kilo.https://www.vilt.be/amper-17-belgische-gezinnen-op-100-kopen-konijnenvleesOok in Frankrijk loopt de consumptie
terug. Veel Nederlanders en Belgen hebben
konijn definitief van het menu geschrapt. Ondanks het gebrek aan
maatschappelijk draagvlak worden in Nederland en België nog steeds
'vleeskonijnen' gefokt. GeschiedenisMogelijk waren de Feniciërs de eersten
die konijnen van het Iberisch schiereiland meenemen en samen met de Romeinen
zorgden voor de verspreiding van het konijn in het Middellandse
Zeegebied. Gedurende de middeleeuwen zijn het in
de eerste plaats monniken die zich bezig houden met het fokken van
verschillende rassen konijnen, maar ook voor de gewone man en vrouw was het gebruikelijk
om in schuurtjes achter het huis enkele konijnen te houden om het gezin te
voorzien van vlees. Een kip die eieren legde, een koe of geit die melk gaf, een
schaap dat wol leverde of een paard dat de ploeg kon trekken waren veel te
waardevol om te slachten voor vlees dat nog niet zo lang geleden een luxe
product was. In de jaren twintig waren er rondom
Fontana in de staat Californië 300 konijnenboeren, die maandelijks 40.000 pond
vlees produceerden voor de vleesmarkten van Los Angeles. In 1960 zocht de
Stichting Fries- Gronings Pluimveeproefbedrijf in Marum contact met het
onderzoeksstation voor konijnenfok in Fontana. De Amerikaanse contacten
leverden destijds een stroom van informatie op over het bedrijfsmatig houden
van konijnen.Pas in de jaren zeventig van de vorige
eeuw raakte het 'industrieel' houden van konijnen door gespecialiseerde
bedrijven hier in zwang, waarmee de bedrijfsmatige konijnenhouderij een
relatief jonge sector is in de lage landen en zeker geen traditie. Konijnenhouderij werd ook in Vlaanderen
lange tijd gekenmerkt door koterij in de achtertuin van particulieren. Op bijna
alle boerderijen had je wel een konijnenhok, maar ze zaten ook overvloedig bij
de werkende bevolking tot zelfs in de steden. Met gras, tuin- en keukenafval kon
je een vrouwelijk dier voeden en had je op die manier snel 20 à 25
slachtkonijnen per jaar. In menig groot Vlaams gezin stond konijn wekelijks of
tweewekelijks op het menu. De professionele konijnenhouderij is slechts in de
jaren 70-80 begonnen. In de professionele konijnenhouderij zag je het aantal bedrijven vanaf
de jaren 1980-1990 toenemen tot minstens een 50-tal. Maar dan sloeg de
zogenaamde 'dikke buikenziekte' toe in de sector, een darmproblematiek die
leidde tot hoge sterfte (10 tot 30%) bij gespeende konijnen. Bepaalde
antibiotica konden daar wel aan verhelpen. Alleen, er gold een algemeen verbod
voor sommige middelen en een meer specifiek verbod in Europees verband van de
antibiotica die tegelijk groeibevorderend werkten (o.a. zinkbacitracine). De
ziekte en de grote verliezen deed het aantal bedrijven in ons land sterk
teruglopen.Nederland bleef zinkbacitracine inzetten om 'het welzijn van konijnen te
garanderen'. Ook Frankrijk, Italië en Spanje gaven toestemming om het middel te
gebruiken als een 'uitzonderlijke tijdelijke maatregel'. België was, in de
nasleep van de dioxinecrisis, zeer streng en gedoogde geen gebruik van
zinkbacitracine.https://www.vilt.be/sector-met-groeimarge-dankzij-input-van-onderzoek-en-marktkansen---konijnenhouderij In de jaren '90 waren in Nederland nog
ongeveer 300 bedrijven actief in de konijnenhouderij. Door allerlei
ontwikkelingen en wetgeving is het aantal konijnenhouderijbedrijven in
Nederland daarna snel afgenomen. In 2000 was dit aantal geslonken tot 201
bedrijven; in 2018 waren het er nog 47 volgens het CBS, maar de Autoriteit
Diergeneesmiddelen (SDa) kreeg voor haar antibioticagebruik onderzoek van
slechts 40 bedrijven gegevens aangeleverd over 2018. In het wildHet Europese wilde konijn is een van de
ongeveer 40 levende soorten van de familie Leporidae, waarin alle konijn- en
haasachtigen vertegenwoordigd zijn. In hun natuurlijke omgeving leven konijnen
in stabiele groepen die bestaan uit twee tot negen voedsters (moederdieren),
één tot drie volwassen rammen (mannetjes), de jongen en enkele mannetjes die
tegen volwassenheid aanzitten. De konijnen in een groep leven samen in een
holenstelsel dat ze verdedigen tegen buitenstaanders en roofdieren. Een holen-
en gangenstelsel vormt een complex labyrint met slaapplaatsen en plekken om de
jongen groot te brengen. Konijnen zijn vooral buitenshuis actief rond
zonsopgang en zonsondergang. Binnen een groep konijnen zijn er
rangordes binnen de voedsters en de rammen. De leiderdieren, de individuen die
bovenaan in de rangorde staan, brengen over het algemeen meer jongen voort dan
die lager in rang. Voordat de mannetjes volwassen worden verlaten ze de groep
en ook ongeveer de helft van de vrouwtjes verlaat de groep voor volwassenheid.
Zij vormen weer nieuwe stabiele groepen. Dit systeem voorkomt inteelt en
overbevolking in een bepaald gebied. Het werpen van de jongen vindt in
afzondering in het nest plaats. De voedster voegt zich weer bij de groep,
maar keert regelmatig terug naar de jongen om ze te zogen. De voedsters worden
vrijwel direct na werpen opnieuw gedekt door de rammen. Agressie komt het meest voor binnen de
seksen over rangorde disputen en wanneer het territorium verdedigd moet worden.
Onder natuurlijke condities worden rangordes echter geleidelijk gevormd tijdens
het opgroeien van dieren en komt overmatige agressie nauwelijks voor. Onder
goede omstandigheden kan een konijn ongeveer 10 jaar oud worden. GedomesticeerdEr zijn geen aanwijzingen dat het
sociale gedrag of de sociale behoefte verschilt tussen wilde en gedomesticeerde
konijnen. Het hele repertoire van sociale gedragingen dat bij wilde konijnen
voorkomt, komt ook voor bij gedomesticeerde konijnen. Wageningen Livestock
Research zegt hierover: "Gedomesticeerde konijnen verschillen in hun
gedrag niet veel van wilde konijnen. Het zijn prooidieren, die leven in groepen
en een gemeenschappelijk holenstelsel delen. Rond werpen graven de voedsters
eenwerpgang aan de rand of net buiten het
gemeenschappelijk holenstelsel, waarin ze hun jongen werpen en zogen. Konijnen
zijn met name in de schemering actief. Ze eten vooral gras (en onkruiden) en
knagen aan wortels en takken."https://edepot.wur.nl/409854 In kooi-systemen zitten de rammen voor
sperma afname en de voedsters voor het produceren van jongen over het algemeen
in isolatie alleen in een gazen kooi. De 'vleeskonijnen' brengen de tweede
helft van hun korte leven op elkaar gepropt, gezamenlijk door in kooien om vetgemest
te worden. Nergens komt de groepssamenstelling in de buurt van de
natuurlijke verhoudingen. Het is een probleem om voedsters in groepshuisvesting
te plaatsen omdat dat in kooien tot agressie leidt. Aantal konijnenhoudersVolgens de gegevens van het Centraal Buro voor de
Statistiek (CBS) van november 2019 waren er in 2018 nog 47 bedrijven in
Nederland met in totaal 331.700 konijnen waarvan 291.000 vleeskonijnen, die
elke 10-11 weken naar het slachthuis gaan en 40.700 voedsters. Een kleine
daling van grofweg 2500 voedsters en 8500 gespeende vleeskonijnen ten opzichte
van 2017.Noord Brabant stond daarin bovenaan met 17
konijnenfokkerijen, met in totaal 134.534 konijnen. Overijssel had 10
bedrijven, met in totaal 77.050 konijnen, Gelderland had 13 bedrijven, met in
totaal 61.743 konijnen, Zuid-Holland één bedrijf in Leerbroek met 30.800
konijnen, Limburg had 2 bedrijven, met in totaal 18.361 konijnen, Groningen had
één bedrijf met 3950 konijnen, Friesland ook één bedrijf met 5200 konijnen,
Utrecht één met 50 konijnen en Zeeland één met 30 konijnen. Drenthe, Flevoland
en Noord-Holland hadden geen konijnenhouderijen. https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/80780ned/table?ts=1574425337239 De jaarlijkse 'productie' bedraagt ruim 2 miljoen
dieren. Het SDa antibiotica rapport geeft op basis van CBS
gegevens het aantal konijnen in Nederland in 'levend gewicht'. Dit ging in 2014
om 860.000kg, 2015: 1.004.000kg, 2016: 948.000kg, 2017: 901.000kg en 2018
om 866.000kg.Zoals de cijfers uit Utrecht en Zeeland laten zien,
zijn er ook enkele kleine bedrijven. We schatten het aantal 'industriële'
fokkers op rond de 40. In België werd in een Commissievergadering van de
Commissie voor, onder andere, dierenwelzijn van februari 2018, uitleg gegeven
over de konijnenhouderij. Minister van dierenwelzijn Ben Weyts merkt op dat hij
geen 'productiegegevens' heeft. Gwenny De Vroe (Open VLD) zegt ze echter wel te
hebben: "Ik had me een beetje verdiept in de materie
en had vernomen dat het over ongeveer 700.000 konijnen op jaarbasis zou gaan.
Dan heb ik het over België, niet over Vlaanderen. Daarvan zouden er 400.000 in
parkkooien leven en 300.000 niet. Het overgrote deel leeft dus wel in
parkkooien. Dat zijn de cijfers die ik heb kunnen verkrijgen, omdat het
inderdaad wel heel belangrijk is om dat te weten."Ze merkt ook op "dat we hier in België
inderdaad een voortrekkersrol spelen op het vlak van de konijnen in
vergelijking met de andere landen in Europa. Dat heeft uiteraard een duidelijke
meerkost. In principe moet dat via de handel worden gecompenseerd. In het
verleden was dat wel het geval, maar we zien daar een omslag. En daar wringt
momenteel het schoentje. De prijzen voor de parkkonijnen dalen, terwijl die
voor de klassieke kooikonijnen stijgen. De retailers kiezen bij de aankoop van
hun konijnenvlees opnieuw meer en meer voor de kooikonijnen."https://www.vlaamsparlement.be/parlementaire-documenten/schriftelijke-vragen/784266http://www.veldverkenners.be/zien-een-dag-op-de-konijnenhouderij--weetjeshttps://www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/988984/verslag/992463http://www.vilt.be/sector-met-groeimarge-dankzij-input-van-onderzoek-en-marktkansen---konijnenhouderij https://www.standaard.be/cnt/dmf20180206_03341927https://www.vilt.be/parkhuisvesting-neemt-bovenhand-in-konijnenhouderij Afname in bedrijven - IntensiveringIn het jaar 2000 waren er in Nederland nog 200
bedrijven die bij elkaar 392.200 konijnen hielden waarvan 52.300 voedsters.
Vijf jaar later, in 2005, leefden er in Nederland 360.500 konijnen, waarvan
48.000 voedsters op 150 bedrijven. In 2010 waren er 90 overgebleven bedrijven
met 298.800 konijnen waarvan 38.500 voedsters. In 2015 leefden op 70 bedrijven
381.100 konijnen, waarvan 48.200 voedsters. In 2016 waren er 60 konijnenhouders
en 50 in 2017.https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/80780ned/table?ts=1574425337239 Terwijl het aantal bedrijven dus terug loopt in
Nederland, blijft het gehouden aantal konijnen relatief stabiel en stijgt dus
het gemiddelde aantal konijnen per bedrijf; van 2000 dieren rond de
eeuwwisseling naar iets minder dan 6500 in 2016. Zoals overal in de
vee-industrie vindt er intensivering en schaalvergroting plaats. Dit leidt over
het algemeen tot minder aandacht per dier en meer slachtoffers bij
calamiteiten, zoals verwaarlozing, stalbrand, hittegolf, ziekte uitbraak, etc.Een reden voor het teruglopende aantal
konijnenhouderijen in Nederland is de vergrijzing onder de konijnenhouders: er
is vaak geen opvolging. Met name kleinere bedrijven met gemiddeld oudere
ondernemers haken af. Ook bedrijven, waar de konijnenhouderij een neventak is,
stootten de konijnenhouderij vaak af. Daarnaast zal de minimale vraag en het
slechte imago van de industrie een rol spelen. Ook in België is het aantal bedrijven
klein en zal met de strengere eisen waarschijnlijk verder dalen. Minister Ben
Weyts in februari 2018: "Momenteel zijn er in Vlaanderen 24 bedrijven.
Daarvan hebben er al 17 de omschakeling gemaakt. 17 bedrijven zijn dus al mee.
Dan heb je nog 4 bedrijven die werken met klassieke kooien. Dat is dus een
aflopend verhaal, gelet op de regelgeving, tot 1 januari 2020. Dan zijn er nog
3 die werken met verrijkte kooien. Dat is een aflopend verhaal, tot maximaal 31
januari 2024. Maar het gros heeft al de volledige omschakeling gedaan. Ik ga er
dus ook van uit dat die laatste 7 ofwel snel de omschakeling zullen maken ofwel
uit het metier, uit de sector zullen stappen." DefinitiesMet een 'konijn' wordt een dier bedoeld
van de soort Oryctolagus cuniculus Een vrouwelijk konijn heet een
'voedster' vanaf drie dagen voor het berekende tijdstip van haar eerste worp;
Voedsters werpen gemiddeld zo'n 10 à 11 jongen per keer. Ze worden kunstmatig
geïnsemineerd en werpen om de 6 weken (42 dagen). Dus ongeveer 8
productierondes per jaar. Tien tot twaalf dagen na de geboorte van de jongen
wordt de voedster al opnieuw bevrucht, waardoor de voedsters nauwelijks de tijd
krijgen om weer energiereserves op te bouwen tijdens het zogen.De voedster zoogt haar jongen vier tot
vijf weken, waarna de jongen worden weggehaald (gespeend). In die tijd groeien
ze van 50 gram naar 1000 gram. De voedsters leven vaak maar een jaar
op de konijnenhouderij omdat de uitval groot is en omdat ze geleidelijk minder
jongen werpen per nest en dus minder 'productief' zijn. Een 'fokram' is mannelijk konijn dat
ten minste eenmaal gedekt heeft of waarvan ten minste eenmaal sperma is
afgenomen. Door toepassing van KI zijn op de bedrijven praktisch geen fokrammen
meer aanwezig. Alleen op gespecialiseerde KI-stations worden nog rammen
gehouden. Bij het in werking treden van de
Welzijnsverordening zijn de minimum eisen aan de huisvesting van fokrammen
verruimd. Sinds 2011 zouden alle fokrammen in Nederland in 'welzijnshokken'
moeten leven. Het 'spenen' is het scheiden van een
jong van een voedster (zijn of haar moeder). Een 'gespeend konijn' is dus een
konijn dat is gescheiden van de voedster en dat wordt gehouden om te worden
geslacht - 'vleeskonijn' - of is geselecteerd om op te groeien als
'opfokkonijn,' toekomstig voedster of fokram.De jonge konijnen worden gespeend na
vier tot vijf weken en dan vetgemest. De konijnen zijn slachtrijp op de
leeftijd van 10 weken bij een gewicht van 2,5 kilo. 'Vleeskonijnen' worden
gehuisvest in groepen van 5 tot 35 dieren. Veelal wordt 'het nestje', dat wil
zeggen de broers en zussen, bij elkaar gehouden. Een 'koppel' is een groep konijnen die
in dezelfde kalenderweek is gespeend. Jonge konijnen worden wel 'lamprei'
genoemd.http://edepot.wur.nl/4983 KIIn het verleden werden voedsters op
natuurlijk wijze gedekt. Een natuurlijke dekking van een grote groep voedsters
is praktisch onhaalbaar en daarom zijn inmiddels de meeste bedrijven
overgestapt op kunstmatige inseminatie (KI). Inseminatie betekent letterlijk
'zaad inbrengen'. Bij KI wordt het zaad dus kunstmatig de baarmoeder
ingebracht. Dit kan door middel van kunstmatige inseminatie van eigen zaad
(KIE) of door kunstmatige inseminatie van donorzaad (KID). Bij de konijnen gaat
het over het algemeen om KID. Iedere voedster wordt elke 6 weken geïnsemineerd. Kunstmatige inseminatie is ook in
enkele andere veehouderijsectoren (runderen, varkens, kalkoenen, etc.) de
gangbare praktijk met dezelfde ethische bezwaren. Het gedwongen aftappen van
sperma bij mannelijke dieren en gedwongen bezwangeren van vrouwelijke dieren
met intrinsieke waarde kan gezien worden als seksueel misbruik en geweld. Een voedster heeft geen bronstcyclus
met regelmatige periodes van 'gewilligheid', waarbij de ovulatie spontaan
plaatsvindt. Het konijn kent een sprongovulatie, wat wil zeggen dat de dekking
door een ram leidt tot de opwekking van de eisprong. Bij natuurlijke dekking is
de dekdag afhankelijk van het moment waarop de voedster zich bereid toont om
gedekt te worden door de ram. Kleur en zwelling van de vulva geven aanwijzingen
voor de dekbereidheid. Bij de toepassing van KI wordt niet
meer met de ram gewerkt. De methode die momenteel in de praktijk wordt
toegepast om 'bronstsynchronisatie' te bewerkstelligen, is het afsluiten van de
nestkasten gedurende 24 tot 48 uren. Hierdoor wordt het zogen van de jongen,
normaal een keer per 24 uur, uitgesteld waardoor de 'willigheid' wordt
gestimuleerd. Dit geeft bij jongen en bij de voedsters stress. Een andere methode is het opwekken van
de eisprong door toediening van een eisprong stimulerend middel. Dit middel
wordt toegediend door middel van een injectie in de dijbeenspier. Dit zorgt
voor pijn, stress en een aantasting van de waardigheid van de voedster. Het Vlaamse Kongo zegt: "Door te
spelen met de lichtintensiteit wordt de bronst gestimuleerd. We insemineren 120
konijnen in een uur."https://www.boerenbond.be/kenniscentrum/boer-in-de-kijker/oplossingen-voor-diervriendelijke-huisvesting-van-konijnen Inseminaties dienen door getraind
personen te worden uitgevoerd om inwendige beschadigingen te voorkomen.
Voedster worden op hun rug vastgeklemd, bijvoorbeeld in een PVC buis, om een
rietje in te brengen. Voor een goed resultaat met insemineren is het belangrijk
dat de voedster met een voldoende holle rug en op de juiste diepte
geïnsemineerd wordt. Bij rammen op KI station wordt een maal
per week zaad afgetapt, het zogenaamde 'springen'. De grootste reden voor de overgang naar
KI is de efficiënte werkmethode, een economische afweging dus waaraan de
belangen van he dier ondergeschikt worden gemaakt. Doordat men op een vast
tijdstip alle voedsters tegelijk insemineert worden alle werkzaamheden gesynchroniseerd
waardoor bepaalde werkzaamheden telkens op een vaste dag terugkeren. De jongen
worden ongeveer tegelijkertijd geboren en gespeend en zijn dan ook
tegelijkertijd op gewicht en leeftijd voor transport naar het slachthuis. De wens van slachterijen om grote
koppels vleeskonijnen van een uniform gewicht te ontvangen, speelt een rol.
Verder wordt er door KI een betere benutting van de kooien en stalruimte
bereikt: Door toepassing van kunstmatige inseminatie zijn op de bedrijven
praktisch geen fokrammen meer aanwezig en kunnen meer voedsters worden gehouden
zonder extra te investeren, zo'n 10% tot 20% meer voedsters in dezelfde
stalruimte. Een natuurlijke dekking duurt gemiddeld
4 à 5 minuten per keer of 40 à 50 minuten per voedster per jaar. Met gebruiksklaar
sperma duurt een inseminatie 1 minuut ofwel omgerekend 10 minuten per voedster
per jaar. Bij KI waarbij Receptal (een (injectie)vloeistof voor de behandeling
van follikelcysten, ovulatie-inductie en verbetering van de conceptie bij rund,
paard en konijn) wordt gebruikt, wordt de arbeidsproductiviteit met ongeveer
50% verhoogd. In Nederland zijn er twee konijnen KI
stations: Bert Poliste in Holten en Rutjens in Someren. Er is ook een Duits KI
station: Kaninchen KB station Terhürne in Ahaus-Ottenstein https://www.youtube.com/watch?v=sv9WIosJkds&t=9s&app=desktop OpbrengstDe uiteindelijke opbrengst voor de
konijnen is wisselvallig gedurende het jaar. Konijnenvleesconsumptie is
seizoensgebonden en de prijs van het vlees fluctueert. Er is geen grote
winstmarge dus aarzelen houders om te investeren, wat zich vaak uit in
bouwvallige huisvesting in een vervuilde stal. In de zomer geproduceerde konijnen
worden veelal ingevroren, wat zeker bij de duurdere parkkonijnen zorgt voor een
concurrentienadeel. Sommige konijnenhouders lassen een zomerstop in.https://www.geurtsmengvoeders.nl/project/nl/3/konijnenhouderij-is-een-volwaardige-bedrijfstak.html De bedrijven die uitbreiden, breiden
dermate fors uit dat zij vaak verdubbelen in de aantallen voedsters. Het feit
dat de marges klein zijn moedigt aan tot massaproductie, intensivering
dus. Konijnenhouders verdienen tussen de
€4,50 en €7,- per konijn. Opbrengstprijzen worden per kilogram opgegeven en per
slachtlocatie, bijvoorbeeld Deinze of Frankrijk. De Franse notering is de
zogenaamde 'hoge Fenalap' (levering van 2500 konijnen). Voor de 'lage Fenalap'
wordt de prijs gecorrigeerd met € 0,046. Voor 2018 lag de Deinze prijs op € 2,40 in week 1,
zakte op week 16 beneden de € 2, tot € 1,35 in week 33 en krabbelde daarna weer
op. De hoge Fenelap begon in week 1 op € 1,70, zakte tot € 1,34 in week 24 en
bleef dat. Subsidie Sinds 2016 tot en met 2019 loopt de PPS
(publiek-private samenwerking) 'Gezondheid en welzijn van parkgehuisveste
konijnen' in het kader van Topsector AF. Voor de hele duur van deze PPS
gaat het om een financiering van € 240.000,- vanuit de begroting van LNV.
De konijnenhouderij investeert hetzelfde bedrag in de PPS. De sector werkt
samen met WUR aan de verduurzaming van de konijnenhouderij via onder meer
een verlaging van het antibioticagebruik en een blijvende verbetering van
het niveau van dierenwelzijn, boven de huidige wettelijke eisen. Er wordt
geïntegreerd gewerkt aan deze doelen via optimalisatie van de huisvesting
en het management (zoals diergezondheid) om de ambities in markt en
maatschappij waar te maken.https://www.wur.nl/nl/Onderzoek-Resultaten/Onderzoeksprojecten-LNV/Expertisegebieden/kennisonline/Gezondheid-en-Welzijn-van-Parkgehuisveste-konijnen.htm In België bedraagt de kostprijs van de
huisvesting in parken al vlug zo'n 125 euro per voedster. Wanneer men een
nieuwbouw overweegt dan komt het globale plaatje snel in de buurt van 600 euro
(voedster) voor een gesloten bedrijf. Er kan beroep gedaan worden op verhoogde
steun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds. Voor wie aan de voorwaarden
voldoet, kan de bouw en/of investering in parkhuisvesting tot 30 procent
gesubsidieerd worden.https://www.vilt.be/sector-met-groeimarge-dankzij-input-van-onderzoek-en-marktkansen---konijnenhouderij Het systeem De konijnenbedrijven zijn, vanwege de hoge
ziektegevoeligheid, veelal gesloten bedrijven, dat wil zeggen dat het fokken en
'afmesten' van de vleeskonijnen op hetzelfde bedrijf geschied. De konijnen
verblijven dus de 10 weken van geboorte tot slachtrijpe leeftijd op hetzelfde
bedrijf. Op de meeste bedrijven wordt gewerkt
met productiegroepen. Het 'Band-Unique' systeem houdt in dat alle dieren in één
groep worden gehouden, dus alle voedsters worden tegelijk geïnsemineerd,
krijgen tegelijk jongen, die tegelijk worden gespeend en allemaal tegelijk
worden afgevoerd naar het slachthuis. Dit systeem is alleen mogelijk met KI en
wordt ook aangeduid met de term 'all in - all out'.https://konijnenki.nl Het voordeel is minder versleep van
ziektes tussen verschillende leeftijdsgroepen omdat er nog maar 2 groepen op
een bedrijf zijn: een groep voedsters met jongen en een groep
vleeskonijnen. Daarnaast kunnen er grotere groepen vleeskonijnen van dezelfde
leeftijd worden afgeleverd. Yves De Bie uit het Vlaamse
Minderhouten legt uit: "Eén week voor het werpen worden de voedsters van
hun jongen weggenomen en verhuizen ze naar een nieuwe, propere afdeling. Tien
dagen na het werpen worden ze opnieuw kunstmatig geïnsemineerd. Walter:
"Door te spelen met de lichtintensiteit wordt de bronst gestimuleerd. We
insemineren 120 konijnen in een uur. De gemiddelde worpgrootte is 10 jongen. De
dag van het werpen tellen we de jongen en leggen we de nesten gelijk naar 10 of
11. Dode jongen worden weggenomen. Twee dagen nadien controleren we de moeder
en de jongen opnieuw en tellen de jongen nog eens. Een week later doen we dit
nog eens over. Dat minutieus tellen is nodig omdat het anders kan gebeuren dat
dode jongen verscholen blijven in het nestmateriaal en dat willen we zeker
vermijden."https://www.boerenbond.be/kenniscentrum/boer-in-de-kijker/oplossingen-voor-diervriendelijke-huisvesting-van-konijnenBij voorkeur heeft een konijnenhouder
twee stallen of één stal in twee grote gescheiden afdelingen waar in de ene
stal de voedsters zitten en in de andere de vleeskonijnen. Sommige houders
verplaatsen na iedere ronde van 10 tot 11 weken de voedsters van stal of
afdeling en spuiten beide gedeeltes schoon, anderen ontsmetten en reinigen na
de verkoop van de slachtkonijnen alleen de vrijgekomen stal voor nieuwe
vleeskonijnen en ontruimen de voedster stal twee keer per jaar. Als de stal schoon is staat de
afdeling theoretisch minimaal 2 dagen leeg als een soort van quarantaine. De
stal zou vervolgens helemaal droog en op temperatuur moeten zijn voordat de
jonge speenkonijnen er in komen. In een 'familie stal' systeem blijven
de geboren jongen in hun eigen 'welzijnshok' totdat ze slachtrijp zijn. Het
zogenaamde familie concept houdt in dat de jonge vleeskonijntjes uit de zelfde
familie zoals ze geboren worden tot aan het afleveren in het zelfde welzijnshok
blijven. De voedster wordt dan iedere 5-6 weken verplaatst naar een andere
afdeling om nieuwe jongen te werpen.https://konijnenki.nl/konijnenhouderij/ Op een konijnenbedrijf valt ongeveer 10% van de
voedsters in de zogenoemde categorie 'wachtkonijnen.' Dit zijn volwassen
voedsters die minimaal één keer een nestje jongen gehad hebben en die een korte
periode niet drachtig zijn, of geen nestje zogen. De wachtvoedsters worden soms
voor die periode individueel gehuisvest in kleinere hokken dan de zogende
voedsters. Huisvesting Jorine Rommers, Wageningen Livestock Research (WLR): "Op basis van
het gedrag van konijnen kunnen hun behoeften worden geformuleerd. Het feit dat
ze prooidieren zijn betekent bijvoorbeeld dat ze behoefte hebben aan
veiligheid. Ze hebben behoefte aan soortgenoten, maar moeten zich ook aan
sociaal contact kunnen onttrekken. Voedsters hebben bijvoorbeeld de behoefte
aan nestbouwgedrag rond werpen, maar willen ook afstand kunnen nemen van het
nest. Voedsters zogen de jongen immers slechts circa eenmaal per 24 uur. Ze
rusten vrij veel wat betekent dat ze de behoefte hebben om gezamenlijk,
ongestoord, comfortabel en veilig te kunnen liggen.Uit de behoeften van konijnen vloeien eisen aan de huisvesting van
konijnen voort..."https://edepot.wur.nl/409854 Jelle Engelbosch (N-VA), februari 2018: "Ik was niet van plan om
het woord te voeren, maar ik kan het niet laten. Ik heb een probleem met de
term parkkonijnen. Dat is zo'n misleidende term dat de consument denkt dat die
diertjes gezellig in een park, in de vrije natuur rondlopen. Terwijl, laat ons
eerlijk zijn, een parkkonijn ook gewoon een konijn is dat in een kot zit. Dat
kot is 800 vierkante centimeter in plaats van 630 vierkante centimeter. We
moeten daarover eerlijk durven communiceren. Ik huiver van de term parkkonijn.
Ik vind dat enorm misleidend. Ik kon het niet laten om dat even te
zeggen."https://www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/1233760/verslag/1235007 Dit zegt de Nederlandse Wet dieren over de huisvesting van konijnen in
Artikel 2.76o Huisvesting en afleidingsmateriaal:1. Een voedster beschikt over een kooi
met ten minste: a. een vloeroppervlakte van 4.500
cm2 per voedster, waaronder: 1°. een van nestmateriaal voorziene
nestruimte van ten minste 700 cm2 die verbonden is met de kooi, en 2°. een horizontaal plateau met een
oppervlakte van ten minste 900 cm2 en een breedte van ten minste 20 cm; b. een vrije hoogte van 60 cm boven een
vloeroppervlakte van 950 cm2; c. een doorgang van de bodem naar het
plateau met een breedte van 25 cm. 2. Een konijn dat wordt opgefokt tot
voedster of fokram beschikt over een kooi met ten minste: a. een vloeroppervlakte van 2.000 cm2
per dier; b. een hoogte van 40 cm boven 80% van
de vloeroppervlakte. 3. Een fokram beschikt over een kooi
met ten minste: a. een vloeroppervlakte van 4.000 cm2
per dier; b. een hoogte van 60 cm. 4. Een gespeend konijn wordt gehouden
in een groep die bestaat uit ten minste twee konijnen en beschikt over een kooi
met ten minste: a. een vloeroppervlakte, waarbij de
oppervlakte van een in de kooi aangebracht plateau van ten minste 10 cm breed
kan worden meegerekend, van: 1°. 700 cm2 per dier, indien de groep
bestaat uit minder dan vijf dieren; 2°. 600 cm2 per dier, indien de groep
bestaat uit vijf of meer dieren; b. een hoogte van 40 cm boven 80% van
de vloeroppervlakte indien in de kooi geen plateau is aangebracht, of een vrije
hoogte van 40 cm boven 20% van de vloeroppervlakte indien in de kooi een
plateau is aangebracht. 5. Indien in een kooi een plateau is aangebracht,
bedraagt de afstand tussen de vloeroppervlakte en het plateau en tussen het
plateau en de bovenkant van de kooi ten minste 25 cm. 6. Indien de vloeroppervlakte uit gaas
bestaat: a. heeft de bovenliggende draad een
diameter van ten minste 2,4 mm; b. bedraagt de afstand tussen het
middelpunt van de bovenliggende draden ten minste 10 mm en ten hoogste 16
mm; c. plaatst de houder in een kooi als
bedoeld in het eerste en derde lid een mat van ten minste 900 cm2 van plastic
of van materiaal met vergelijkbare eigenschappen als plastic. 7. Konijnen beschikken permanent over
ruwvoer of knaagmateriaal dat voorziet in hun knaagbehoefte. https://wetten.overheid.nl/BWBR0035217/2015-02-01#Hoofdstuk2 In het 'Factsheet konijnen' vat de
Dierenbescherming deze wettelijk minimum eisen van de 'welzijnskooi' samen als:
4500 cm2 per voedster, 700 cm2 bij <5 en 600 cm2 bij > 5 dieren voor de
vleeskonijnen, geen groepshuisvesting voor voedsters, geen schuilmogelijkheden
of plateaus voor de vleeskonijnen, geen daglicht, ruwvoer of knaagmateriaal en
maximaal 24 uur transport naar het slachthuis.https://beterleven.dierenbescherming.nl/fileupload/pdf_sterren_consumenten/concept-criteria_BLk_konijn2017.pdf De Vlaamse verrijkte kooi is vergelijkbaar met de
Nederlandse welzijnskooi. Bart Caron (Groen): "Het woord verrijkte kooi
gaat inderdaad over 175 vierkante centimeter meer: van 625 naar 800 centimeter
voor een kooi. Het is een stapje vooruit. Bovendien is er een mattensysteem,
waardoor die dieren niet op roosters lopen, maar toch min of meer het gevoel
hebben een bodem te hebben. Het zijn stapjes vooruit. Het is verre van ideaal,
daarover moeten we eerlijk zijn."https://www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/1233760/verslag/1235007 Konijnen moeten kunnen rennen en springen, twee
dingen die in de kooien niet mogelijk zijn. In de kooien van voedsters, en soms
bij vleeskonijnen, wordt wel gebruik gemaakt van plateaus om de dieren meer te
stimuleren om te springen en om het bruikbaar oppervlak te vergroten. De ruimte
blijft echter alsnog sterk beperkt. In het 'parksysteem' leven vleeskonijnen in groepen
van minstens 20 dieren met 800 cm2 per dier (12,5 dieren/m2). Een 'park' moet
één zijde hebben van minstens 1 meter 80 lang. Bij deze lengte kan een konijn
meerdere opeenvolgende sprongen doen. Een 'park' zou geen volledige
gaasdraadbodem meer mogen hebben maar voor 80% uit comfortabeler materiaal
zoals kunststof matten moeten bestaan. Door een open dak en plateaus is er wat
ruimte om te huppelen en springen. Daarnaast krijgen de dieren ruwvoer én
knaaghout en zijn er PVC-buizen die als tunnel dienen. Er is echter geen
groepshuisvesting voor voedsters. Voor hen geldt dezelfde 4500 cm2 per voedster
als in het welzijnssysteem. Er is geen daglicht voor de dieren, laat staan dat
ze naar buiten mogen. Er geldt het zelfde maximum van 24 uur transport naar het
slachthuis. ILVO-onderzoeker Luc Maertens bedacht vier
individuele voedsterkooien waarbij de middenschotten konden worden verwijderd,
zodat de voedsters voor het spenen konden worden overgeplaatst naar een schone
afdeling in schone hokken, terwijl de vleeskonijnen in groepjes worden afgemest
in een parksysteem. Vergelijkbaar is het duopark, een kooi die na het
spenen omgebouwd kan worden tot een kooi voor het vetmesten. Ook hier wordt de
moeder verplaatst. Dit heeft als voordeel dat het spenen voor de jonge konijnen
minder stressvol is. Doordat alles kunststof is in parkkooien is alles
veel vuiler en dit geeft extra werk in schoonmaken. Het 'Factsheet konijnen' van de Dierenbescherming
beweert: "In Nederland wordt zo'n 45% van de vleeskonijnen volgens de
wettelijke minimum eisen gehouden. Ongeveer 55% van de vleeskonijnen wordt in
zogenaamde parkhuisvesting gehouden. Parkhuisvesting is geen wettelijk
gereguleerd systeem en niet in een keurmerk opgenomen en gecontroleerd"Volgens LNV in 2018 verblijven de voedsters met
jongen voor 98% in de welzijnskooien en voor 2% in het parksysteem. De
vleeskonijnen verblijven voor 40% in de welzijnskooien en voor 60% in het
parksysteem. Tegen 2021 moet er in België een nieuwe normering worden afgesproken
voor de alternatieve huisvesting van het moederdier, de voedster. Ook in
Nederland wordt hier onderzoek naar gedaan. Op dit moment zitten bijna overal
in de Lage Landen voedsters alleen in hun hok met hun jongen. Rond de tijd van werpen kunnen voedsters agressief worden en na het
werpen graven ze soms in elkaars nest. Om schade door vechten te voorkomen
houden konijnenhouders de voedsters daarom bij voorbaat apart. Konijnen zijn
echter heel sociale dieren. Het continu alleen opsluiten van de dieren is
slecht voor hun welzijn. Een 'groepshuisvestingssysteem' schept meer ruimte voor het sociale
gedrag van konijnen. Daarnaast geeft het systeem de dieren meer bewegingsruimte
waardoor ze iets van hun natuurlijke huppelgedrag kunnen uitvoeren en zich
kunnen oprichten. Er zijn echter nadelen voor de houders: Het speengewicht van
de jongen ligt lager in dit systeem en er komt schijndracht voor waardoor de
drachtigheidsresultaten verminderen en dus de productiviteit van dit foksysteem
lager is. Daarnaast treedt agressie op tussen voedsters onderling wat
resulteert in huidbeschadigingen en verwondingen. Bij 'semigroepshuisvesting' wordt de voedster in
het begin van de zoogperiode individueel gehouden en daarna in de groep gehuisvest.
Het knelpunt blijft agressie tussen voedsters en in grotere groepen gaan
dierziektes sneller rond. Voorbeelden geven aan dat de tijd die een voedster
in een groep doorbrengt altijd minimaal zal zijn: "De ene konijnenhoudster
verplaatst op 36 dagen na werpen moeder en jongen naar een groepshok (park) en
na circa drie dagen worden de (drachtige) voedsters terug
geplaatst in een schone welzijnskooi. Het andere bedrijf onderzoekt samen met
WLR de mogelijkheden van parttime groepshuisvesting van voedsters vanaf circa
21-23 dagen na werpen."https://edepot.wur.nl/409854https://www.boerenbond.be/kenniscentrum/boer-in-de-kijker/oplossingen-voor-diervriendelijke-huisvesting-van-konijnen Wageningen Livestock Research zegt hierover:
"Sinds 1999 wordt bij WLR onderzoek verricht naar groepshuisvesting. Tot
2005 was dit onderzoek gericht op volledige groepshuisvesting in grondhokken.
Vanaf 2006 is het spoor opgepakt om voedsters gedurende de eerste weken van de
zoogperiode afzonderlijk te huisvesten met hun jongen en pas nadat de voedsters
zijn geïnsemineerd
de voedsters met jongen in de groep te plaatsen, de zogenaamde
"parttime" groepshuisvesting. Onderzoek heeft inmiddels uitgewezen,
dat met dit systeem een gelijkwaardige productie t.o.v. klassieke
kooihuisvesting kan worden behaald. Het grootste knelpunt is de onderlinge
agressie die optreedt tussen voedsters wanneer onbekende dieren bij elkaar in
een groep worden gezet."https://edepot.wur.nl/409854 Voor het één ster beter leven keurmerk in Nederland
moet ook de voedster voor een korte periode (vanaf 23 dagen na de worp (de
periode dat voedsters agressiever zijn en elkaars nest verstoren) tot maximaal
6 dagen voor de volgende worp) in groepshuisvesting met 4500 cm2 per dier (2,2
dieren/ m2). Dit wordt bij nieuw- en verbouw van de stal maar uiterlijk vanaf
2027 vergroot naar 6000 cm2. En 6500 cm2 per dier (1,5 dier/m2). Vleeskonijnen
krijgen 900 cm2 per dier (11,1 dieren/m2). Op termijn zouden ze daglicht moeten
krijgen (Momenteel wordt onderzocht hoeveel en hoe lang konijnen daglicht nodig
hebben). Transport naar het slachthuis is maximaal 6 uur. Wat uit bovenstaande duidelijk wordt is dat
permanente groepshuisvesting voor voedsters eenvoudigweg niet werkt. De paar
dagen die ze als compromis gegund wordt om een ster op het leven van hun
nakomelingen te kunnen plakken is misselijkmakend bedrog. Voorlopig zitten de voedsters en
fokrammen in België en in Nederland nog bijna overal hun hele korte leven
alleen. EU RegelgevingDe Raad van Europa houdt zich al meer dan 10 jaar
bezig met het opstellen van het document 'Draft recommendation concerning
Domestic Rabbits'. Op 14 maart 2017 stemde het Europees Parlement voor de
invoer van wettelijke welzijnsregels voor konijnen in de vee-industrie en voor
het afschaffen van de kleine kooien. https://www.ciwf.nl/nieuws/2017/03/eu-parlement-stemt-voor-wetten-voor-konijnenwelzijn Er is nog steeds geen wetsvoorstel.Er zijn nu nog geen Europese regels voor het
welzijn van konijnen. 99% van de meer dan 320 miljoen konijnen in de Europese
vee-industrie wordt nu nog in krappe, zeer dieronvriendelijke 'batterijkooien'
met een gazen bodem gehouden. In 2018 werd in het kader van de 'Vaststelling van
de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2019' de vraag gesteld
(392): "Wat is er terechtgekomen van de ambitie zoals geformuleerd in
de Nota dierenwelzijn uit 2007 waarin staat dat de overheid zich
op EU-niveau inzet voor Europese welzijnsregeling voor (opfok)
vleeskuiken-ouderdieren, kalkoenen, nertsen en konijnen, welke inzet heeft
de overheid sindsdien gepleegd en wat is de stand van zaken (Kamerstuk
28 286, nr. 76)?"Het antwoord was: "In de afgelopen jaren
hebben voorgaande bewindslieden voor Landbouw bij de EC en de EU-lidstaten
gepleit voor specifieke EU-regelgeving voor vleeskuikenouderdieren,
kalkoenen, konijnen en nertsen. Dit is onder meer schriftelijk gebeurd via
een brief, gevoegd bij brief van 3 oktober 2011 aan uw Kamer (Kamerstuk 21
501-32, nr. 526). Ook in de gemeenschappelijke Verklaring van Vught (december
2014) heeft Nederland, samen met Duitsland en Denemarken, aangegeven dat
het nodig is om specifieke EU-dierenwelzijnsregelgeving te overwegen, voor
kalkoenen, konijnen, vleeskuikenouderdieren en opfokleghennen. De EC
heeft, ook in reactie op uit de Verklaring van Vught voortvloeiende
position papers, aangegeven te focussen op betere uitvoering van de
bestaande EU-dierenwelzijnsregelgeving - inclusief de algemene
dierenwelzijns-richtlijn 98/58/EG i voor landbouwhuisdieren - en afronding
van de actiepunten uit het EU-strategiedocument dierenwelzijn 2012-2015, voordat
zij eventuele wijzigingen qua regelgeving overweegt. De Commissie heeft
afgelopen jaar een inventarisatie-onderzoek gedaan naar productie en
welzijn van konijnen in de Europese commerciële konijnen-houderij. Zij ziet op basis
van dit onderzoek echter geen aanleiding om specifieke
EU-welzijnsregelgeving voor de commerciële konijnenhouderij voor te
bereiden." Op 24 januari 2019 diende Christen Unie lid
Dik-Faber een motie in met het verzoek aan de Nederlandse regering om, zich in
EU-verband te blijven inzetten voor een Europese norm voor de konijnenhouderij.
Het is vrij voorspelbaar dat ook dit nergens toe zal leiden. Nederlandse regels Tot 2006 was er geen regelgeving op het gebied van
dierenwelzijn in de konijnenhouderij. In oktober 2002 heeft de staatssecretaris
van LNV aan het Productschap Vee en Vlees (PVV) gevraagd om regelgeving op te
stellen op het gebied van huisvesting en verzorging van konijnen. In april 2006
is de 'Verordening Welzijnsnormen Konijnen' van kracht geworden. Deze
Welzijnsverordening heeft betrekking op konijnen die gehouden worden voor de
vleesproductie, en op konijnen die gehouden worden voor de productie van
vleeskonijnen, niet op gezelschapsdieren of de productie van gezelschapsdieren.Hiermee zei de Nederlandse konijnenhouderij in
Europa voorop te lopen, wat niet zo moeilijk is als je nagaat dat er geen EU
regels bestaan. De Welzijnsverordening onderscheidt de volgende categorieën
konijnen: zeer binnenkort werpende en zogende voedsters, voedsters die drachtig
of dekrijp zijn (zogenaamde wachtkonijnen), opfokkonijnen, fokrammen en
vleeskonijnen. Per categorie werden minimumeisen aan de huisvesting gesteld en
vastgelegd. Voor wachtkonijnen en opfokkonijnen gelden dezelfde eisen.
Vleeskonijnen worden altijd in groepen gehuisvest. In de Welzijnsverordening
was een tijdspad opgenomen, waarbij konijnenbedrijven binnen vijf jaar na
inwerkingtreding van de verordening, in 2011 dus, aan tenminste 50 van de in
totaal 100 punten moesten hebben voldaan. Dit puntenstelsel was opgebouwd uit
punten voor aanpassingen bij voedsters, opfokvoedsters, rammen en
vleeskonijnen. In april 2016 moesten zij het gehele bedrijf voorzien hebben van
verrijkte hokken (welzijnshokken) en voldoen aan de 100 punten. De belangrijkste criteria in de
Welzijnsverordening: Huisvesting voedsters:o De hokhoogte ging omhoog van 30 naar
60 cm, waardoor voedsters zich volledig kunnen oprichten;o de hokoppervlakte werd minimaal 4.500
cm2 (inclusief nestkast). Hierdoor kunnen voedsters gestrekt liggen;o een verhoogd plateau in het hok geeft
de voedster de mogelijkheid om zich aan haar jongen te onttrekken en biedt schuilgelegenheid. Huisvesting rammen:De oppervlakte van het hok is vergroot
naar 4.000 cm2. Huisvesting vleeskonijnen:o vleeskonijnen worden in groepen
gehouden. Daarbij geldt een minimum vloeroppervlak per dier, afhankelijk van de
groepsgrootte;o de minimale hokhoogte werd op 40 cm.
Daardoor kunnen de konijnen zich voldoende oprichten;o een plateau aanbrengen is niet
verplicht, wordt wel aanbevolen. Huisvesting wachtvoedsters:o het vloeroppervlak werd tenminste
2.000 cm2;o de minimale hoogte van de hokken 40
cm. Verrijking leefomgeving:o konijnen kregen dagelijks de
beschikking over voldoende speelmateriaal of ruwvoer;o het materiaal is niet schadelijk voor
de gezondheid van de konijnen. Deze extra ruimte geeft de dieren nog
steeds nauwelijks de mogelijkheid om te huppelen en rennen. Konijnenhouders met een stal en inrichting die al
voor 2006 in gebruik was en nadien niet gewijzigd, konden na 2011 op basis van
een schriftelijk verzoek voor maximaal nog eens vijf jaar ontheffing krijgen op
onderdelen van de verordening, met name kooiconstructie en oppervlak per dier.
Tien jaar na de ingangsdatum van de verordening, in 2016, diende aan alle eisen
voldaan te zijn. In het Plan van Aanpak 2010 - 2016
staan een aantal actiepunten, die versneld opgenomen zullen worden in de
Welzijnsverordening. De Wet Dieren van 19 mei 2011, verordende een
integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde
onderwerpen https://wetten.overheid.nl/BWBR0030250/2018-11-01 Op 1 juli 2014 zijn de laatste onderdelen van deze
wet in werking getreden, waaronder het Besluit houders van dieren. Het Besluit
houders van dieren stelt onder andere voorwaarden voor de afmetingen van de
hokken, uren en intensiteit van licht, ruwvoer en knaagmateriaal van
bedrijfsmatig gehouden konijnen. Een bedrijfsmatige houder van konijnen
moet zichzelf en zijn bedrijf volgens dit Besluit met naam en adres registreren
bij de Minister om naleving van de regels t.a.v dierenwelzijn te kunnen
controleren (Artikel 2.76l). Hij moet ook zijn konijnen maandelijks
tellen/registreren (het aantal levend geboren konijnen; het aantal konijnen dat
gespeend is; de aantallen gespeende konijnen, voedsters, fokrammen en
opfokkonijnen die op het bedrijf zijn aangevoerd; de aantallen gespeende
konijnen, voedsters, fokrammen en opfokkonijnen die levend worden afgevoerd; de
uitvalpercentages). Hij moet deze gegevens 3 jaar bewaren. Regelgeving België:In februari 2019 antwoordde Minister van
dierenwelzijn Ben Weyts op vragen van Bart Caron (Groen): "U weet dat de
regelgeving voor de huisvesting van konijnen een heel concrete tijdlijn heeft
volgens dewelke men moet omschakelen naar parkhuisvesting. De basisregel was
dat bedrijven anderhalf jaar de tijd kregen, tot 1 januari 2016, om over te
schakelen naar parkhuisvesting. De enige uitzondering waren bedrijven die hun
activiteiten zullen stopzetten voor 1 januari 2020. Die mogen tot die datum
klassieke kooien blijven gebruiken. Bedrijven die voordien al verrijkte kooien
hadden geïnstalleerd, mogen die nog gebruiken tot 31 januari 2024. Dat is de
regelgeving. Met die regelgeving zijn we koploper binnen Europa."Hij vervolgde even later: "Volgens mijn gegevens
zijn er in Vlaanderen op dit moment nog vier bedrijven die nog werken met
klassieke kooien en drie bedrijven die verrijkte kooien gebruiken.
Productiecijfers heb ik niet."https://www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/1233760/verslag/1235007http://www.landbouwleven.be/artikels/welzijn-van-konijnen-fokkerijen De belangrijkste retailers verbonden zich via een
engagementsverklaring om alleen maar vlees van 'parkkonijnen' in te kopen.http://edepot.wur.nl/402127 Met deze nieuwe wetgeving nam België volgens de
Belgische boerenbond de koploperspositie van Nederland over waar de veel
kleinere 'welzijnskooien' nog de minimale standaard zijn. Op 4 juli 2018 is het koninklijk besluit (KB)
verschenen dat de wetgeving over identificatie- en registratie (I&R) voor
pluimvee en konijnen vastlegt en de wetgeving rond identificatie- en
registratie van pluimvee en konijnen verandert. Konijnenhouderijen van zodra ze
één dier in de voedselketen brengt, dienen zich te laten registreren in
Sanitel. Het nieuwe KB brengt ook verplichtingen met zich
mee op vlak van het vervoer van pluimvee (uitgezonderd hobbypluimvee) en
konijnen. Bij alle verplaatsingen tussen bedrijven dient een
verplaatsingsdocument opgemaakt te zijn op het moment van het transport. Beter Leven KeurmerkIn 2016 bleek dat een ster zelfs geen
garantie biedt dat aan de minimale eisen van het BLK wordt voldaan. De eerste
en enige konijnenfokker in Nederland, Frans Köhlen uit het Limburgse
Kelpen-Oler, die sinds 2011 konijnenvlees met het BLK leverde, werd die 'ster'
door de Dierenbescherming ontnomen wegens sjoemelen. Tijdens de jaarlijkse
controle, die door de Dierenbescherming wordt uitbesteed aan een ander bedrijf,
bleek Köhlen de Beter Leven-criteria op veertien punten te overtreden. Zo
zouden zijn konijnen niet de hele dag door bij de worteltjes kunnen en zouden
er geen likstenen met mineralen in de hokken hangen. Ook zou hij de
moederkonijnen na de bevalling enkele dagen langer dan nodig buiten de groepen houden.
Bovendien zou hij hebben gefraudeerd door konijnen zonder keurmerk als
(duurdere) 'Keurmerk-konijnen' te verkopen. Köhlen houdt op zijn bedrijf
namelijk ook konijnen op de 'gewone' manier, naast zo'n honderd Beter
Leven-voedsters heeft hij driehonderd gangbare moederkonijnen. Volgens de
Dierenbescherming plaatste hij jongen van gewone konijnen na hun geboorte bij
de Beter Leven-groepen, om zo de aantallen 'bij te plussen'; vlees van Beter
Leven-konijnen levert drie keer zoveel op. December 2017 werd een nieuwe
onderzoekspilot om de mogelijkheden van invoering van het Beter Leven Keurmerk
(BLK) voor konijnenvlees te verkennen afgesloten. De pilot werd gefinancierd
door de overheid en de sector en uitgevoerd door Wageningen University &
Research (WUR), de sector en de Dierenbescherming, op één bedrijf waar
regelmatig onderzoeken worden gedaan.Albert Heijn startte eind 2017 als
eerste supermarktketen met de verkoop van konijnenvlees met één Beter Leven
ster, maar voor de feestdagen is er nog niet voldoende konijnenvlees met één
ster beschikbaar. Een niche in een niche markt. Dat er een ster geplakt wordt op het
leven van konijnen in deze industrie toont aan dat het BLK niet gaat om
dierenwelzijn, maar marketing. De consument kan zich beter voelen, retail en
fokkers poetsen hun image op, en de Dierenbescherming helpt een volstrekt
immoreel systeem in stand te houden. https://beterleven.dierenbescherming.nl/fileupload/BLk_criteria_Konijn_1_ster_ZW_versie_2.1_dd_01-01-2019.pdfhttp://kritischemassa.nl/voeding/133-vlees/2536-vleeskonijnen-in-nederland.htmlhttps://www.boerderij.nl/Home/Achtergrond/2017/12/Blij-met-Beter-Leven-konijn-221275E/https://www.nieuweoogst.nl/nieuws/2017/12/02/albert-heijn-introduceert-beter-leven-konijn KonijnenleedIn een 2009 rapport van de Universiteit
Wageningen worden de miserabele levensomstandigheden van konijnen in de
vleesindustrie opgesomd: "Bij konijnen komen hoge scores voor ongerief
voor. Deze worden vooral veroorzaakt door houderijcondities..." De
bevindingen van de Universiteit Wageningen komen overeen met de resultaten uit
Europees onderzoek in het EFSA-rapport, waarin eveneens wordt gewezen op de
hoge uitvalcijfers in de konijnenhouderij. https://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/pub/267http://www.asfc-lapin.com/Docs/Activite/T-ronde-2011/Fichiers-pdf/Rapport-EFSA.pdf Naast de standaard welzijnsproblemen
kampt de sector met uitbraken van besmettelijke ziekten, waardoor het
sterftecijfer in de konijnenstallen tot piekhoogten kan oplopen. http://www.vilt.be/nieuwe-variant-van-konijnenvirus-woedt-in-europa Konijnenhouders zitten niet te wachten
op meer dierenwelzijn, maar 'doen er aan mee' vanwege de wettelijke en
maatschappelijke eisen en de meerprijs die het oplevert. Arno van Vilsteren uit
Macharen: "Dierenwelzijn is heel belangrijk, maar er zitten ook nadelen
aan. Zo ziet men graag grote groepen dieren. Het gevolg is dat de dieren gaan
vechten om de rangorde te bepalen. Ook worden kunststofroosters als
diervriendelijk beschouwd. Het nadeel van kunststof is dat de dieren het
aanvreten en het rooster daardoor moeilijk schoon te houden is. Hiernaast valt
de mest moeilijker door deze roosters, waardoor de infectiedruk in de stal fors
omhoog gaat."https://www.geurtsmengvoeders.nl/project/nl/3/konijnenhouderij-is-een-volwaardige-bedrijfstak.html Bert Poliste uit Markelo: "Om op
deze manier vleeskonijnen te houden moet het parkhok perfect zijn, er zijn
immers grotere risico's voor de dieren. Er wordt gemengd met jonge
speenkonijnen dit geeft meer stress bij de dieren. Ook geeft een kunststof
bodem meer vocht en vuil wat na iedere ronde zeer goed gereinigd moet worden.
Zelf hebben we van drie fabrikanten parkhuisvesting staan in onze stallen.
Helaas is het tot nu toe nog nooit gelukt om tot het allerbeste systeem te
komen. De ene fabrikant gebruikt de verkeerde kunststof roosters, de andere
fabrikant heeft een slecht kantelbaar rooster en de derde gebruikt te veel
aluminium, dit materiaal word te veel aangetast door de urine van de konijnen.
Ook springen er met regelmaat konijnen uit de hokken als de vleeskonijnen
groter worden kunnen ze goed klimmen en springen." In België is er in een stappenplan de
ambitie uitgesproken om de voedsters in groepen te houden vanaf 2021. ILVO test
eerst en voorafgaand aan een bredere implementatie of dergelijke
groepshuisvesting het welzijn wel degelijk verhoogt en of er geen nadelige
gevolgen optreden voor de gezondheid of de productie: "Want hoewel
groepssystemen meer ruimte en mogelijkheid tot sociaal contact geven en er
daarom een positief effect op welzijn verwacht zou worden, kunnen er ook
nadelige gevolgen zijn. Voedsters kunnen onderling namelijk behoorlijk
agressief zijn." Het ILVO onderzoekt onder meer de mate van agressie en of
deze verminderd kan worden door andere opfokstrategieën en management.https://www.vilt.be/is-dierenwelzijnsonderzoek-nog-nodig---in-diervriendelijke-stalsystemen-duiken-nieuwe-welzijnsproblemen-op De sector en de wetenschap geven dus
zelf al aan dat aan de gestelde dierenwelzijnseisen zoveel nadelen zitten dat
het twijfelachtig is of het een verbetering oplevert voor de dieren. NVWADecember 2018 berichtte EenVandaag dat
de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de afgelopen 3 jaar bij alle
konijnenfokkers onderzoek deed. Een derde van de konijnenfokkers kwam niet door
de keuring. "Een veel voorkomende overtreding was dat de dieren niet
beschikten over het juiste knaagmateriaal. Andere overtredingen waren
bijvoorbeeld uitstekende scherpe delen, te lage lichtintensiteit en ontbrekende
plateaus", vertelde Tjitte Mastenbroek van de NVWA.https://eenvandaag.avrotros.nl/item/zo-belandt-een-konijn-met-kerst-op-je-bord/ RHD2In 2010 is de nieuwe virusvariant RHD2
voor het eerst vastgesteld in Frankrijk. Daarna heeft het zich langzaam over
Europa verspreid. Behalve in Frankrijk komt RHD2 in elk geval ook voor in
België, Duitsland, Italië, Spanje, Portugal, Malta, Noorwegen, Zweden, Tunesië
en het Verenigd Koninkrijk. Aan dat rijtje moest Nederland in 2016 toegevoegd
worden. Begin december 2015 zijn vanuit diverse
delen van het land meldingen binnengekomen over acute sterfte onder konijnen.
Op grond van het ziektebeeld en de gegevens die daarover beschikbaar kwamen,
ontstond al snel het vermoeden dat het hier ging om een uitbraak van VHD (Viral
Hemorrhagic Disease), ook wel Rabbit Hemorrhagic Disease (RHD) genoemd. Uit
verder onderzoek is gebleken dat sprake is van een nieuwe variant van het
virus, namelijk het RHD2-virus. VHD is een ziekte die wordt veroorzaakt
door het RHD-virus. Dit zeer besmettelijke virus verspreidt zich door direct
contact tussen konijnen en indirect via urine, uitwerpselen, water, voedsel,
kleding, handen en hokken. Stekende insecten kunnen ook een rol spelen in de
verspreiding. Het virus kan tot ernstige ziekte en sterfte leiden bij konijnen
(en hazen), maar is niet gevaarlijk voor mensen of andere dieren. Een konijn dat geïnfecteerd is met de
klassieke variant van het virus zal veelal binnen 24-48 uur sterven. Bij RHD2
bedraagt deze termijn gemiddeld 3-5 dagen. In beide gevallen is er soms sprake
van (acute) benauwdheid, koorts, bloedingen en zenuwverschijnselen vlak voordat
het konijn overlijdt. Daarnaast kan bij RHD2 een meer chronisch ziektebeeld
optreden. Vaak is er echter niets te zien aan konijnen met deze ziekte totdat
ze acuut ziek worden en vrijwel meteen daarna sterven. Dat de tijd die verstrijkt tussen het
tijdstip van besmetting en het overlijden van het konijn bij een RHD2-infectie
langer is dan bij RHD1 het geval is, zorgt ervoor dat het virus meer tijd
krijgt om zich te verspreiden. Naast konijnen kunnen ook hazen RHD2
oplopen. Eind december 2016 is in Nederland voor het eerst een besmetting
vastgesteld bij een haas, die eerder die maand dood was aangetroffen in de
gemeente Aalten (Gelderland). Er is op dit moment geen behandeling
voorhanden voor konijnen die ziek zijn als gevolg van een infectie met het
RHD-virus. Om te voorkomen dat een konijn ziek wordt van een besmetting met het
RHD-virus, wordt geadviseerd om te vaccineren. Dikke buikenziekteEpizootic Rabbit Enteropathy (ERE), ook
wel Enterocolitis genoemd, werd in 1996 in Frankrijk ontdekt en komt op de
meeste konijnenhouderijen voor. De bacterie Clostridium Perfringens biotype 4,
een normale bewoner van e blinde darm, speelt een rol en kan bij verandering
van voeding of management opeens toxinen aan gaan maken. Andere bijkomende
factoren, zoals leeftijd (jongere dieren kwetsbaarder), voeding (vezels ipv
korrels), weerstand en hygiëne, spelen een rol. Jonge konijnen zitten met een dikke
buik stil in een hoekje. Na enige tijd eten/drinken ze vaak niet meer en treedt
er gauw sterfte op. De dikke buik ontstaat doordat de afvalstoffen van C.
perfringens toxisch zijn en zorgen voor beschadiging en verlamming van de darm.
De voedselbrij wordt niet verder getransporteerd en er treedt gasvorming op,
waardoor de buik verder opzet. Doordat het dier niet meer eet ontstaat een
viscieuze cirkel, de darmpassage valt verder stil met alle bijbehorende
gevolgen. In dit stadium is er snel sterfte van het konijn. Deze ziekte is mede oorzaak van de hoge
'uitval' en het hoge antibioticagebruik in de konijnenhouderij.https://edepot.wur.nl/308644 UitvalIn de natuur valt ongeveer 70% van alle
jongen in een voortplantingsseizoen ten prooi aan roofdieren. Onder de
volwassen dieren kan het jaarlijkse sterftepercentage 30% bedragen door
ziekten, parasieten en predatie. In de veehouderij is echter geen
predatie, zijn vaccinaties beschikbaar en is er theoretisch medische hulp tegen
ziekten en parasieten. Toch wordt de commerciële konijnenhouderij gekenmerkt
door een hoge uitval van zowel jongen (uitval voor spenen 12%; uitval na spenen
10%) als voedsters (vervanging 150%). De uitval varieert per bedrijf, maar wordt
veroorzaakt door het houderijsysteem. Het Europese rapport uit 2005 geeft een
aantal vernietigende conclusies over sterfte: -"Compared with most other animal
species used for food production in the EU, the mortality in rabbit production,
mainly due to the occurrence of different types of infectious diseases as well
as non-infectious conditions, is high." -"On the most successful intensive
closed cycle farms, parturition-to-sale losses are around 10-15% and mortality
levels can be as high as 25-30%. Occasionally, severe outbreaks of disease with
mortalities of more than 50% of animals can occur." -"In one large scale study of
culling and other mortality in doe rabbits showed the annual culling was 68%,
largely because of production related disease and reproductive disorders, and
the number of does found dead was 38%." -"More than 55% of breeding does
are replaced before their fifth litter (often less than one year old and yet
they can live for far longer) mainly as a result of different kinds of disease.
Mortality constitutes approximately 25-45 % of the replacement and culling the
remaining part."http://www.asfc-lapin.com/Docs/Activite/T-ronde-2011/Fichiers-pdf/Rapport-EFSA.pdf In februari 2019 antwoordde Belgisch
Minister van dierenwelzijn Ben Weyts op vragen van Bart Caron (Groen):"Het sterftecijfer bij konijnen
ligt inderdaad rond de 20 tot 25 procent, en dat is inderdaad hoog, maar het is
niet zo dat het sterftecijfer in klassieke kooien hoger ligt dan bij
parkhuisvesting. Daar is dus geen causaal verband. Het valt dus ook niet te verwachten dat
een versnelde omschakeling naar parkhuisvesting een impact zal hebben op het
sterftecijfer, tot mijn spijt. De oorzaak van die sterfte bij konijnen
ligt vooral in de kwetsbaarheid van die dieren. Jonge konijnen die nog
afhankelijk zijn van hun moeder, kunnen niet met kunstmelk worden
grootgebracht. Ziekte van de moeder in die periode leidt dan ook vaak tot
sterfte van de jongen. Daardoor ligt de sterfte voor het spenen op 12 tot 15
procent. Daarnaast zijn konijnen natuurlijk ook heel gevoelig voor bepaalde
ziektes, ziektes die bij deze dieren ook moeilijk te behandelen vallen. De
dikkebuikenziekte veroorzaakt heel wat verliezen en vorig jaar was er ook een
uitbraak van 'rabbit haemorrhagic disease type 2'. Dat is een diergeneeskundige
omschrijving. Ook is het aantal geneesmiddelen dat kan worden gebruikt bij
konijnen, beperkt. Dat komt enerzijds omdat bijvoorbeeld diverse soorten
antibiotica die courant worden gebruikt bij andere diersoorten, dermate
negatieve effecten hebben bij konijnen dat de toepassing ervan leidt tot de
dood van de dieren. Er is dus echt een zeer grote gevoeligheid. Anderzijds, zo
moeten we ook wel erkennen, zijn er door de kleinschaligheid van de sector voor
de geneesmiddelenindustrie natuurlijk weinig commerciële incentives om te
focussen op onderzoek naar geneesmiddelen specifiek voor konijnen. Het gamma
geneesmiddelen dat beschikbaar is voor gebruik bij deze diersoort, is tot op
heden dus toch nog altijd te beperkt."https://www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/1233760/verslag/1235007 Uit bovenstaande kan alleen maar
geconcludeerd worden dat de konijnenhouderij volstrekt immoreel is. In het verslag van de vragen en
antwoorden bij de 'Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor
het jaar 2020', werd op een vraag over de hoogte van de 'uitval' bij
landbouwdieren geantwoord: "De 'uitval' van konijnen,
vleeskuikenouderdieren, leghenouderdieren, leghennen, eenden, kalkoenen wordt
niet geregistreerd. Een overzicht van percentages en absolute aantallen
'uitval' bij deze diersoorten over de gevraagde jaren is daarom niet te
geven." In 2018 was het antwoord: "Voor
pluimvee, nertsen, konijnen en vissen worden geen doodmeldingen
geregistreerd." De Minister kon toen ook niet melden wat de sterftecijfers
uitgesplitst naar het soort houderijsysteem waren, of uitgesplitst naar de
levensfase van het dier (zoals sterfte in de eerste dagen na geboorte,
sterfte na het spenen, etc.). De reden is dat de registratie van
het aantal dieren, waaronder geboorte en sterfte, zijn grondslag vindt in
de voorkoming van de verspreiding van dierziekten (I&R) en in
het mestbeleid (Meststoffenwet). Hiervoor is het niet noodzakelijk om
sterfte onder dieren uit te splitsen en te registreren naar levensfase.
Sterftecijfers worden voor alle diersoorten op een verschillende manier bijgehouden." Ook over sterfte van konijnen bij
transport is niets bekend: "Alleen voor pluimvee wordt het aantal dieren
dat dood op het slachthuis aankomt geregistreerd."https://www.parlement.com/id/vktarskjwmzs/besluitpunt_verslag_houdende_een_lijst In Nederland worden volgens het
"Besluit van 8 december 2014, houdende wijziging van het Besluit houders
van dieren in verband met de opheffing van de product- en bedrijfschappen en de
overname van de welzijnsregels voor ouderdieren van vleeskuikens,
vleeskalkoenen, konijnen en nertsen, § 6a Houden van konijnen voor productie,
Artikel 2.76n Uitval," uitvalpercentages als volgt berekend: "voor
gespeende konijnen: het aantal dieren van een koppel dat niet-levend van het
bedrijf is afgevoerd, gedeeld door de som van het aantal dieren waaruit het
koppel na het spenen bestond en het aantal dieren dat aan de groep is
toegevoegd, vermenigvuldigd met 100;Voor voedsters en opfokkonijnen: het
aantal voedsters of opfokkonijnen dat niet-levend van het bedrijf is afgevoerd,
gedeeld door het aantal voedsters of opfokkonijnen dat die maand gemiddeld op
het bedrijf aanwezig was, vermenigvuldigd met 100." "Indien het uitvalpercentage van
gespeende konijnen, voedsters of opfokkonijnen hoger is dan 10%, consulteert de
houder een dierenarts met als doel dat percentage te verlagen en neemt de
houder maatregelen om het uitvalpercentage te verlagen. Indien het
uitvalpercentage van gespeende konijnen, voedsters of opfokkonijnen gedurende
een jaar hoger is dan 10%, evalueert de houder in samenwerking met een
dierenarts de werking van de maatregelen, bedoeld in het derde lid en past de
houder die maatregelen aan, indien nodig." De konijnen die sterven voor het spenen
worden hierin dus niet genoemd; hun levens tellen blijkbaar niet mee. Binnen de
konijnenhouderij is het algemeen gebruikelijk om worpen te standaardiseren in
de eerste dagen na het werpen. Hierbij worden de nesten zoveel mogelijk uniform
gemaakt, zodat de jonge (eendags-)konijntjes evenveel kans hebben om te zogen.
Te kleine konijntjes worden door de veehouder gedood (door het breken van de
nek). Uitval door ziekte van voedsters is
vaak terug te voeren op ademhalingsstoornissen, enteritis en mastitis
(uierontsteking). Voedsters kunnen worden ingeënt tegen Myxomatose en Viral
Haemorrhagic Disease. Daarnaast selecteren en vervangen konijnenhouders een
aanzienlijk deel van de voedsters vanwege tegenvallende reproductieresultaten.
Ook het vervangen van voedsters met voetzoolverwondingen komt regelmatig voor. Voedsters verkeren vaak in een
negatieve energiebalans. Reproductieproblemen, sterfte en ziekte, lijken samen
te hangen met een groot verlies aan vet en energie tijdens de eerste worpen.
Dit gewichtsverlies treedt op doordat de energieopname van de jonge voedsters,
geslecteerd en gefokt op het werpen van grote aantallen jongen, onvoldoende is
om de energiebehoefte voor eigen onderhoud, groei en productie te dekken. Als
gevolg daarvan verliezen voedsters tot wel 50% van hun lichaamsvet in de eerste
lactaties ondanks onbeperkt voeren. Uitval van pas gespeende konijnen wordt
vaak veroorzaakt door spijsverteringsstoornissen als gevolg van virale
infecties (rota-, corona-, entero- en parvovirus), en enteritis. Bij uitval van oudere vleeskonijnen
spelen ademhalingsstoornissen (Pasteurella multicida, Bordetella
bronchiseptica) vaak een rol. Alle ziektes leiden tot een verminderd
welzijn van het konijn. Antibiotica gebruikEen konijn in de bioindustrie is
gevoelig voor ziektes en infecties. Om de dieren ondanks alle
gezondheidsproblemen op de been te houden wordt veel antibiotica gebruikt, met
het risico op het ontstaan van ook voor de mens gevaarlijke (multi-)resistente
bacteriën tot gevolg. Antimicrobiële resistentie (AMR) is een wereldwijd probleem
voor de volksgezondheid en de diergezondheid en antibioticagebruik is de
belangrijkste oorzaak van AMR.https://www.rivm.nl/sites/default/files/2018-11/Bulletin%202809_digitaal_p321-328_TG.pdf Onder overheidsdruk moeten alle
veehouderijsectoren werken aan een reductie in antibiotica gebruik. Het gebruik
in de konijnensector is in Nederland voor het eerst in 2016 gemonitord. In het
rapport 'Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2017' van de
Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa) uit juni 2018 constateert de SDa:
"Voor de konijnensector bestonden problemen met de overdracht van de
afleverregels. Dit hing samen met softwareproblemen die overdracht tussen een
grote dierenartsenpraktijk en het kwaliteitssysteem bemoeilijkten. Als gevolg hiervan
kan het expertpanel alleen voorlopige gebruiksgegevens geven voor deze
sector." De SDa heeft voor de gemonitorde
sectoren, behalve voor de konijnensector, benchmarkwaarden vastgesteld. Een
benchmarkwaarde is een grenswaarde voor antibioticumgebruik. Het
SDa-expertpanel stelt twee grenswaarden oftewel benchmarkwaarden vast, namelijk
een lagere signaleringswaarde en een hogere actiewaarde. De beschikbare
gegevens lieten het niet toe op dat moment een benchmarkwaarde te bepalen voor
konijnenbedrijven. In 'Het gebruik van antibiotica bij
landbouwhuisdieren in 2018' is er voor de konijnensector nog weinig verbeterd
met betrekking tot de gegevensverstrekking: "De konijnensector (gehouden
voor de voedselproductie) laat aanzienlijke fluctuaties in gebruik zien over de
jaren. De kwaliteit van de gegevens is hier mogelijk debet aan. Het expertpanel
heeft deze sector verzocht aandacht te geven aan de oorzaken van de variatie in
het gebruik en de kwaliteit van de gegevens." Wat de SDa met deze verwoording probeert
te verdoezelen is het volgende: "Van 40 konijnenbedrijven is informatie
verkregen. Het gemiddelde gebruik van 47,9 DDDAf (mediaan 44,2) ligt
aanzienlijk hoger dan het gerapporteerde gebruik in 2017 (27,3 DDDAf) en ligt
hoger dan het gerapporteerde gebruik in 2016 (40,9 DDDAf)." Voor
vleesvarkens is dit 3,9, voor blankvleeskalveren 20,1. De dierdagdoseringen "Defined
Daily Dose Animal" (DDDAf) op een bedrijf is de som van de behandelde
kilogrammen dieren op een bedrijf aanwezig over een jaar gedeeld door het
gemiddeld aantal kilogrammen dieren op een bedrijf aanwezig over een jaar. De
DDDAf geeft dus het antibioticumgebruik op bedrijfsniveau weer. Als een
diercategorie bijvoorbeeld een DDDAf van 5 heeft, krijgt een gemiddeld dier op
jaarbasis vijf dagen antibiotica toegediend. In sectoren met meerdere
productieronden per jaar, zoals de konijnenhouderij, houdt een DDDAf van 5 in
dat er per dierplaats vijf dagen per jaar antibiotica is toegediend. Het is de enige gemonitorde sector
waarvan de SDa opnieuw moet zeggen: "de beschikbare gegevens laten het
niet toe op dit moment een benchmarkwaarde te bepalen." En: "De
kwaliteit van de gegevens vergt expliciete en urgente aandacht van de
sector." Het antibioticagebruik blijft hoog: "Daarnaast vragen de
verdelingen van het antibioticumgebruik in de kalver- en konijnensector om een
algehele verlaging." DDDAnat, dierdagdosering per jaar op
nationaal niveau, voor 2018 voor konijnen was 32,66 voor eerste keuze middelen
(275kg), het hoogste van alle sectoren, en hoger dan 2017 (24,22) en het eerste
monitor jaar 2016 (30,92). Ook de DDDAnat voor tweede keuze middelen (10,74 /
137kg), is hoger dan alle andere sectoren en bij het gebruik van derde keuze
middelen (0,29 / 3kg), de middelen die van kritisch belang zijn voor de
volksgezondheid, wordt de konijnenhouderij alleen overtroffen door de al even
kwetsbare kalkoenindustrie. Als je dit vergelijk met de
varkenssector met 6,68 DDDAnat of de kalversector met 16,45 DDDAnat voor eerste
keuze middelen, begrijp je dat het antibiotica gebruik in de konijnenhouderij
enorm is. Deze houderij maakt de dieren ziek. De verkoop van pleuromutilines is in
2018 met ruim 45% toegenomen ten opzichte van 2017. Deze diergeneesmiddelen
worden toegepast in de varkens- en konijnensector. In deze
farmacotherapeutische groep zijn wereldwijd nog geen geneesmiddelen voor mensen
geregistreerd en de pleuromutilines behoren daarom tot de eerste keuze
middelen. In februari 2019 is door de Amerikaanse geneesmiddelenautoriteit
(FDA) de aanvraag voor de registratie van een humaan geneesmiddel met de
pleuromutiline Lefamuline (orale en intraveneuze toepassing) in behandeling
genomen. Dit middel zal juist bedoeld zijn voor de behandeling van infecties
door multiresistente bacteriën. Dit betekent dat de keuze-indeling van deze
klasse organismen van dierenopnieuw beoordeeld zal moeten worden. In België liet 2018 een daling in het
gebruik van antibiotica bij dieren zien van 12,8%, de grootste daling sinds het
referentiejaar 2011. Dat melden de federale overheid en het kenniscentrum voor
antibioticaresistentie Amcra. Op 27 februari 2017 werd gestart met de
verplichte registratie door de dierenartsen van het gebruik van antibiotica bij
'braadkippen', leghennen, vleeskalveren en varkens in Sanitel-Med, de centrale
databank van de overheid. De registratie van het antibioticagebruik bij melk-
en vleesvee, kleine herkauwers, paarden, kalkoenen, konijnen en andere
(huis)dieren in Sanitel-Med is momenteel echter nog niet verplicht. In alle sectoren zie je een afvlakking
van de reductie na een aantal jaren en vervolgens treedt stilstand op. De
verplichting van een reductie in antibioticagebruik kan er toe leiden dat zieke
dieren eenvoudig weg niet meer behandeld worden. AgressieOvermatige agressie, die kan voorkomen
bij in groepen gehouden konijnen onder commerciële condities lijkt te maken te
hebben met een omgeving die niet is aangepast aan de behoefte van het konijn.
Dat verstoort het zooggedrag van voedsters en leidt tot hoge sterfte. Een te hoge dichtheid geeft geen ruimte
om te vluchten voor ondergeschikte konijnen en er zijn geen of te weinig
schuilmogelijkheden. In de huidige commerciële situatie
worden volwassen voedsters doorgaans individueel gehouden en wordt de
vermeerdering grotendeels via kunstmatige inseminatie uitgevoerd, waardoor
agressie onder volwassen konijnen uitgesloten wordt, maar het isolement van
dieren vergroot. Agressie treedt over het algemeen op vanaf circa 10 weken
leeftijd wanneer de dieren seksueel volwassen worden. De agressie leidt tot verwondingen en
stress en dus tot een verminderd welzijn van het konijn. GaasbodemGaasbodems veroorzaken
voetzoolaandoeningen: wonden, kale plekken en eeltknobbels. Wanneer de
voetzolen zijn verwond, is dit niet alleen pijnlijk voor het dier, er kunnen
ook bacteriën binnendringen, en zo een secundaire infectie veroorzaken.
Factoren die verder een rol spelen bij het ontstaan van voetzoolaandoeningen
zijn klimaat en hygiëne. Voetzoolaandoeningen treden pas
zichtbaar op na circa 4 maanden en zijn dus vooral een probleem voor de
voedsters en rammen, want vleeskonijnen worden op een leeftijd van 10 tot 12
weken al geslacht. Dat wil niet zeggen dat vleeskonijnen niet lijden onder
gaasbodems. Het aanbrengen van een kunststof mat op
de gaasbodem zou voetzoolverwondingen bij voedsters moeten voorkomen. Het bleek
moeilijk te zijn om een goed alternatief te vinden dat hygiënisch (weinig
vervuiling) en duurzaam (knaagbestendig) is. Dikkere gaasbodems scoorden in
onderzoek niet beter qua voetzoolbeschadigingen dan de dunnere gaasbodems. Wat
wel een duidelijke verbetering van de voetzoolkwaliteit gaf, was het bedekken
van de bodem met een matje. In de praktijk een plastic matje die op de
draadgazenbodems kan worden vast geklikt. Deze bodems bevatten nog steeds
spleten om urine en uitwerpselen er door heen te laten vallen.
Voetzoolaandoeningen lijken met deze matjes minder voor te komen, maar de
bodems vervuilen sneller. Het verstrekken van stro als
bodembedekker leidt tot het versmeren hiervan met de uitwerpselen wat
hygiëne-ziekte problemen oplevert. Dit wil niet zeggen dat stro slecht is voor
konijnen, maar het houderijsysteem. Prikkelarme omgevingKonijnen besteden van nature veel
tijd aan het zoeken naar voedsel. In de bedrijfsmatige konijnenhouderij wordt
het voer in de compacte vorm van korrels aangeboden, waardoor het konijn geen
moeite hoeft te doen om voer te zoeken. Alle essentiële voedingsstoffen zijn
onderdeel van deze korrels, waardoor het dier minder tijd nodig heeft om voedingsbestanddelen
op te nemen dan bij een konijn in de natuur het geval is. De overgebleven tijd
geeft verveling en frustratie, dit leidt tot stereotiep gedrag, zoals knagen
aan gaas of drinknippels en apathie en dus tot een verminderd welzijn van het
konijn. De houderij probeert afwijkende
gedragingen te voorkomen door de omgeving van het dier te verrijken met
afleidingsmateriaal in de vorm van knaaghout of ruwvoer. Dit is niet alleen
belangrijk voor het gedrag, maar zorgt er ook voor dat de tanden niet te lang
worden. Afwisseling en eetbaarheid van het materiaal lijken belangrijk te zijn.
De verstrekking van ruwvoer leidt echter weer tot een hygiëne-ziekte risico
door het versmeren van ruwvoer met de uitwerpselen in de hokken. Daarnaast kan
het de de voerlijn blokkeren.In de praktijk kiezen konijnenhouders
vaak voor de minimale, eenvoudige uitweg van een stuk hout in het hok. Er zijn
echter aanwijzingen dat een stuk hout in het hok onvoldoende voldoet aan de
behoefte van het konijn. Voedsters plukken hun eigen haren uit
als zij een nest bouwen, om te zorgen voor extra isolatie voor de jongen.
Moederdieren die in een prikkelarme omgeving gehouden worden kunnen dit gedrag
door de stress overdreven veel gaan uitvoeren, met soms wonden tot gevolg.Een aantal konijnenhouders, voorziet
de voedster naast de traditionele houtkrullen van plantaardige materialen zoals
stro, hooi en vlas, als nestmateriaal. Stro of hooi is van belang om de
konijnen afleiding te geven, maar ook nodig voor een goede werking van de darmen. SchuilmogelijkhedenHet is belangrijk dat konijnen kunnen
schuilen, net als ze in de natuur in de verschillende gangen van het
holenstelsel zouden doen. In de konijnenhouderij kan dit nodig zijn wanneer een
hokgenoot agressief gedrag vertoond of er iets gebeurt buiten het hok waar de
konijnen van schrikken. Alleen in de parkkooien wordt in de vorm van enkele PVC
buizen een minimale schuilmogelijkheid geboden. Dag- en nachtritmeEen konijn is van nature een
schemerdier, dat voornamelijk aan het begin en einde van de dag actief is om
voedsel te zoeken. Dit betekent dat een konijn een vast dag- en nachtritme
heeft en niet de hele dag in het donker of in het licht wil zitten. Om deze
reden is in de Beter Leven keurmerk criteria voorgeschreven dat er minstens 8
uur aaneengesloten licht en 8 uur aaneengesloten donker moet zijn. Hittestress-ThermocomfortKonijnen kunnen niet zweten.
Overtollige warmte raken konijnen kwijt via de oren, door gestrekt te gaan
liggen en door de ademhaling te verhogen.Konijnen zijn gevoelig voor hoge
staltemperaturen (>25º C) en sterke temperatuurwisselingen. Bij hoge
temperaturen vermindert de voeropname. Boven de 35ºC is een konijn niet meer
in staat zijn temperatuur te reguleren, waarna hij of zij sterft. De Nederlandse
en Belgische zomers lijken steeds warmer te worden, waardoor hittestress een
als maar groter probleem wordt. Konijnenstallen zijn geïsoleerd en voorzien van
mechanische ventilatie, maar koelsystemen zijn nog zeldzaam.In het Vlaamse Voeren kwamen tijdens
één van de hittegolven van de zomer van 2019 "een duizendtal konijnen om.https://www.hbvl.be/cnt/dmf20190726_04528633/duizendtal-konijnen-sterven-door-hitte Sterke temperatuurwisselingen komen met
name in het voor- en najaar voor met relatief warme dagen en koude nachten.
Sterke temperatuurschommelingen maken de dieren gevoelig voor
ademhalingsaandoeningen als pasteurella en bordetella. Natuurlijk gedragEr is weinig mogelijkheid voor
konijnen in het houderij systeem om hun natuurlijk gedrag te uiten. Er is
nauwelijks ruimte voor huppelen en rennen, geen mogelijkheid tot graven. Deze
konijnen komen nooit buiten en zien nooit daglicht. Ze bevinden zich continu
boven hun eigen uitwerpselen en ademen de ammoniaklucht in. Daarnaast is er de
continue herrie van de mechanische ventilatie en muziekinstallaties. Gedomesticeerde konijnen laten
evenals hun wilde soortgenoten een rust- en activiteitenpatroon over de dag
zien, maar in de kooien is geen ontsnappen aan het TL licht mogelijk. Tijdens
de actieve periodes zijn konijnen vooral bezig met foerageren en verkennen,
maar er is over het algemeen geen vers plantaardig voedsel in de kooien
beschikbaar. Rusten doen konijnen veelal in
groepen, waarbij lichaamsverzorging en sociaal poetsen een belangrijke plaats
innemen. Vleeskonijnen worden in groepen gehouden, waardoor sociaal contact
mogelijk is, maar voedsters en rammen missen over het algemeen dat sociale
contact. VoedingKonijnen zijn semi-herkauwers die
vezelrijke grondstoffen behoeven. Ze hebben slechts één maag maar een zeer
grote blinde darm waardoor ze veel vezelrijke producten kunnen verwerken.
Konijnenvoeder bestaat daarom uit 1/3 luzerne- of grasmeel, 1/3 graanafval
(zemelen) en nog 1/3 zonnepitschroot en bietenpulp. Volle granen of
hoogwaardige eiwitbronnen zoals sojaschroot worden nauwelijks of niet gebruikt.
Hierdoor onderscheiden konijnen zich sterk van éénmagigen zoals pluimvee en
varkens.https://www.vilt.be/sector-met-groeimarge-dankzij-input-van-onderzoek-en-marktkansen---konijnenhouderij Van nature bestaat het dieet van
konijnen uit gras en ander groen. Wilde konijnen eten verdeeld over de dag
ongeveer 30 tot 40 maal per etmaal kleine porties, waarvan ongeveer 60% van de
voeropname in de donker periode plaats vindt. Het 'doorschuiven' van voedsel in
het spijsverteringsstelsel van een konijn wordt bevorderd door het eten van
kleine porties.Dit vezelrijke ruwvoer wordt deels
verteerd in de dunne darm en deels gefermenteerd in de dikke darm, met name de
blinde darm. Beide delen van de darmen beïnvloeden de voeropname en verzadiging:
de dunne darm op de korte termijn en de dikke darm op de langere termijn. Voer voor bedrijfsmatig gehouden
konijnen bevat een onnatuurlijk hoog gehalte aan vet en zetmeel. De vertering
van deze bestanddelen gebeurt voornamelijk in de dunne darm. Het rantsoen
bestaat uit droge korrels, en bevat onder meer resten van palmpitten,
zonnebloempitten, zemelen, luzerne, sojaschroot en bietenpulp. Voederen gebeurt
automatisch en gecontroleerd.Het Vlaamse Konzo geeft "3 soorten
voeder afhankelijk van de doelgroep: een voedsterkorrel, een speenkorrel of een
afmestkorrel." Zowel voedsters als vleeskonijnen
krijgen veelal onbeperkt - ad libitum - mengvoer. Opfokvoedsters worden vaak in de
laatste weken van de opfokperiode gerantsoeneerd gevoerd, een beperking van 20
tot 30%, om vervetting tegen te gaan, want dat zou negatieve gevolgen hebben
voor de vruchtbaarheid. Om dezelfde reden als opfokvoedsters
worden ook rammen 20 tot 30% in voer beperkt. De voerverstrekking voor hen vindt
handmatig veelal eenmaal daags plaats, terwijl bekend is dat konijnen in de
natuur kleine porties 30 tot 40 keer per dag eten. Er is nauwelijks onderzoek
gedaan naar het effect van voerbeperking op het gedrag van konijnen, maar
aangenomen moet worden dat dit hun welzijn aantast. Leven boven eigen uitwerpselenDat de konijnenkooi bodems van gaas
zijn heeft een rede: uitwerpselen en urine vallen er zo doorheen. Ook de
plastic roosters bevatten spleten voor dit doel. Konijnhouders hebben geen zin
om dagelijks de honderden tot duizenden hokken schoon te maken. De uitwerpselen
hopen zich op onder de kooien. Slechts enkele bedrijven hebben een lopende band
afvoer systeem. Op de meeste locaties leven de dieren continu boven hun eigen
ontlasting. Iedereen die ooit een konijn als huisdier heeft gehouden weet welke
ammoniakstank dat oplevert. Bij een slechte luchtkwaliteit hebben
de konijnen moeite met ademhalen en zijn ze eerder vatbaar voor infecties. Dit
geldt met name voor voedsters en wat oudere vleeskonijnen. Het is een
belangrijke oorzaak van sterfte. HerrieHet gehoor van de konijnen is bijzonder
goed. De dieren kunnen hun oorschelpen onafhankelijk van elkaar bewegen en
draaien zodat ze in staat zijn de zachtste geluiden op te vangen. Rekening
houden met dat gevoelige gehoor zou dus vanzelf spreken. Toch staan in vele
konijnenschuren, ook 's nachts, muziekinstallaties op vol volume aan.Daarnaast is er in veel stallen het
continue, monotone gezoem of geratel van de ventilatie irritant hoorbaar. LichtKonijnen in de houderij in nederland en
België zien nooit daglicht. Konijnen moeten gehouden worden in een ruimte waar
een dag- en nachtritme wordt gehanteerd waarbij het ten minste acht uur licht
is en ten minste acht uur donker, in beide gevallen ten minste vier uur
aaneengesloten. In een ruimte bestemd voor voedsters en
fokrammen wordt na een periode van licht zoals hierboven beschreven een
schemerperiode gehanteerd van ten minste een uur en bedraagt de
lichtintensiteit op dierhoogte ten minste 20 Lux gedurende ten minste acht uur
per dag. ControleDe meeste konijnenhouderijen in België en Nederland
zijn deeltijd bedrijven. Dat betekent dat de eigenaren er een andere baan bij
hebben. De (Nederlandse) wet verplicht ze ook maar om twee keer per dag naar de
schuur te gaan. De konijnen zelf moeten ten minste tweemaal per dag
gecontroleerd worden, evenals de apparatuur die noodzakelijk is voor de voer-
en watervoorzieningen van de konijnen.TransportKonijnen worden voor het vervoer naar het
slachthuis in dezelfde soort kratten gestopt als kippen. Er is weinig
regelgeving rondom het vervoeren van konijnen naar de slachthuizen.Transport zorgt altijd voor stress en mogelijke
verwondingen bij de te transporteren dieren. Over het leed van het transport
voor konijnen is weinig bekend. Het ontbreken van een binnenlandse slachterij
betekent een grotere transportafstand voor de Nederlands slachtkonijnen.
Meestal gaan ze naar België, soms naar Duitsland of Frankrijk. Lange
transporttijden voor een deel van de konijnen komen ook voor, omdat een wagen konijnen
van verschillende bedrijven verzamelt voordat koers gezet wordt naar het
slachthuis. Meestal zitten konijnen op elkaar gepropt in kratten en worden ze
urenlang vervoerd zonder voer of water, ook tijdens hitte. Werkwijzen voor laden en lossen en allereerst de
mentaliteit van de betrokkenen zijn belangrijke factoren. We weten uit Animal
Rights beelden hoe bijvoorbeeld nertsenhouders hun dieren in verrassingstonnen
smijten en hoe omgesprongen wordt met de dieren bij het vangen en laden van
eenden, vleeskuikens en leghennen.Slacht Na ongeveer 75 dagen zijn de
'vleeskonijnen' slachtrijp. Ze wegen dan zo'n 2,5 kg. Parkkonijnen wegen
doorgaans een goede 100 gram minder dan batterijkooikonijnen. Dat komt omdat ze
meer kunnen bewegen.Voedsters worden na een ongeveer een
jaar geslacht en verwerkt tot (huis)dierenvoer.https://eenvandaag.avrotros.nl/item/zo-belandt-een-konijn-met-kerst-op-je-bord/ Het aantal konijnen die per jaar in
Nederland worden geslacht worden niet door het Centraal Bureau voor
de Statistiek (CBS) bijgehouden, omdat hiervoor geen Europese verplichting
geldt. LNV vermoedt "dat het om relatief kleine aantallen gaat." Er
wordt ook niet bijgehouden hoeveel dieren er in het buitenland worden geslacht. Het slachten van konijnen gebeurt
meestal in België en soms ook in Duitsland. Derhalve zijn er in Nederland geen
gespecialiseerde konijnenslachterijen. In Nederland bestaat wel een aantal
kleinere slachterijen die ook konijnen slachten. Verder worden er konijnen
geslacht bij diverse poeliers. Het enige gespecialiseerde Nederlandse
konijnenslachthuis Enki in het Brabantse Someren, ging rond 2005 failliet. Nu
slachten alleen kleine, vaak halal, slachthuizen zoals Vugts in Steenbergen of
Mulder in Twello nog een klein aantal konijnen. In de slachthuizen worden de
dieren geëlektrocuteerd, waarna de halsslagader wordt doorgesneden om het dier
te laten verbloeden.In België zijn een aantal slacht- en
verwerkingbedrijven gevestigd die gespecialiseerd zijn in konijnenvlees. De
grootste is Lonki BV in Temse. Lonki BV slacht 20.000 konijnen per dag, wat
neerkomt op 4,4 miljoen konijnen per jaar. http://lonki.be/ Konijnenslachter Van Assche BVBA in
Deinze kreeg van de provincie Oost-Vlaanderen in 2014 een milieuvergunning om
tot 12.000 konijnen per dag te slachten.https://www.vilt.be/bite-back-protesteert-tegen-nieuwe-konijnenslachterij Andere Belgische konijnslachthuizen
zijn: Maes BV in sint Niklaas, Frans Bogaert VOF in Oekene, Jo Grymonprez in
Izegem, Buyl-Van den Broeck BVBA in Liederkerke en Stoffels BVBA in
Meerle. Volgens Vilt moeten de twee grote
konijnenslachthuizen in Vlaanderen momenteel twee derde van hun aanvoer over de
grens zoeken.https://www.vilt.be/sector-met-groeimarge-dankzij-input-van-onderzoek-en-marktkansen---konijnenhouderij Er zijn ook
Franse konijnenslachterijen: Bruno Siebert Volailles in Ergersheim, Lapins
J.J. Meyer SAS en Chef Boutonne in Lorquin.www.volailles-siebert.comwww.lapinsjjmeyer.fr Op het doden van productiedieren,
waaronder konijnen, is de Europese Verordening nr. 1099/2009 i van de
Raad, 24 september 2009, inzake de bescherming van dieren bij het doden,
van toepassing. Voorgeschreven is dat de dieren uitsluitend worden gedood,
nadat zij volgens één van de toegelaten methoden zijn bedwelmd. Bij de
slacht van konijnen worden de dieren onmiddellijk, nadat zij elektrisch of
mechanisch zijn bedwelmd, gedood door middel van verbloeden na halssnede. De bedrijfsmatige houder van konijnen
mag zelf buiten het slachthuis om kleine hoeveelheden konijnen doden en
slachten. Hiervoor gelden de regels uit Verordening (EG) Nr. 1099/2009, artikel
3, lid 1 en artikel 4 lid 1. De dieren mogen alleen worden gedood nadat zij
eerst zijn bedwelmd. De dieren mogen alleen worden gedood door iemand die
genoeg ervaring heeft om er voor te zorgen dat de dieren worden gedood zonder
enige vermijdbare vorm van pijn, spanning, of lijden bij de dieren te
veroorzaken (Verordening (EG) Nr. 1099/2009, artikel 7, lid 1). De houder mag
het vlees rechtstreeks leveren aan de consument, horeca of plaatselijke
detailhandel. Als 'kleine hoeveelheden' heeft de NVWA vastgesteld: maximaal 50
konijnen per week en maximaal 500 konijnen per jaar. Het is ook nog steeds toegestaan om
zelf een konijn te doden. Voor het doden van konijnen buiten een slachthuis,
voor consumptie of ter beëindiging van het leven van het dier, gelden in
Nederland de eisen uit het Besluit houders van dieren, hoofdstuk 1, paragraaf
3. Er moet een onmiddellijke dood intreden en elke vermijdbare vorm van pijn,
spanning of lijden worden bespaard. Het breken van de nek van konijnen en hazen
leidt niet tot een onmiddellijke dood en is daardoor niet toegestaan. De dieren
moeten altijd eerst worden bedwelmd. Bijvoorbeeld door elektrische bedwelming
of door een goede slag (percuterend) op de kop waardoor het dier bewusteloos
raakt. Dit mag alleen bij konijnen en hazen tot 3 kg.De persoon die het dier dood moet
aantoonbare kennis en vaardigheden bezitten om het doden humaan en doeltreffend
uit te voeren. Het vlees van deze dieren mag niet worden verkocht of weggeven.
Het vlees is alleen bestemd voor eigen huishoudelijke consumptie. BontHet bont van vleeskonijnen wordt niet
voor de bontproductie gebruikt. Na tien weken, als de konijnen geslacht worden,
is hun vacht namelijk nog niet goed ontwikkeld en dus onbruikbaar voor de
bontindustrie. In de bontindustrie worden andere konijnenrassen gehouden, zoals
de Rex. Dit ras werd speciaal voor de bontindustrie gefokt omdat het een veel
steviger haarinplant heeft dan de konijnen in de vleesindustrie. AngoraHet angorakonijn is een middelgroot
konijnenras met een extreem lange vacht. De term Angora verwijst naar de
vroegere naam van de Turkse hoofdstad Ankara, gelegen in een streek waar de
langharige angorageit gefokt werd.Het angorakonijn hoeft niet gedood te
worden voor de wol, maar de levensomstandigheden van angorakonijnen in (vooral)
Aziatische boerderijen en het plukken (iedere 3 maanden) en scheren van de
konijnen zorgen voor veel leed.https://nl.wikipedia.org/wiki/Angorakonijnhttps://joop.bnnvara.nl/nieuws/de-gruwelijke-hardheid-van-angora-truien Hobbykonijnen Het aantal als huisdier gehouden
konijnen bedraagt ongeveer 1 miljoen en is groter dan het aantal commercieel
gehouden konijnen. Na kat en hond staat het konijn daarmee op plaats 3 qua
aantallen gezelschapsdieren per soort. Er is weinig wetgeving en weinig
onderzoek met betrekking tot gezelschapskonijnen in Nederland. Opvallend is dat, ook bij konijnen
gehouden als huisdier veel leed voorkomt als gevolg van de wijze van huisvesten
en het gebrek aan kennis bij de eigenaar. De gemiddelde leeftijd van het gezelschapskonijn
in Nederland is 3 jaar, terwijl een konijn ongeveer 10 jaar oud kan worden. De
korte levensduur is een indicatie voor problemen, zoals de individuele
huisvesting, de prikkelarme omgeving, de te krappe hokken, voedingsfouten en
verkeerd hanteren. Ongeveer de helft van de mensen met
konijnen huisvest hun konijn individueel en in een hok dat te klein is en waar
ze veel te weinig uit mogen. Daardoor krijgen gezelschapskonijnen te weinig
beweging en leiden ze een gefrustreerd leven. Er wordt te weinig hooi gegeven
en teveel voer dat niet in een konijnendieet behoort voor te komen. Vaak wordt
de huisvesting te weinig schoongemaakt met kans op ziektes. Onvoldoende
konijnen worden ingeënt tegen dodelijke konijnenziektes. Veel konijnen leven in
angst voor andere dieren of mensen door onjuiste handelingen en gebrek aan
socialisatie in het verleden. Veel mensen tillen hun konijn op een manier op,
die aanleiding kan zijn voor bot- of rugbreuk. Er zou een einde moeten komen aan het
houden van konijnen als huisdier. Een goed begin zou zijn een verbod op de
verkoop van konijnen bij dierenwinkels en tuincentra. ConclusieNaar aanleiding van de maatschappelijke
kritiek heeft de konijnensector ingezet op 'betere huisvestingssystemen' met
welluidende namen als 'welzijnskooien' en 'parkhuisvesting'. In realiteit
beantwoorden ook de nieuwere huisvestingsnormen in de verste verte niet aan de
natuurlijke behoeften en gedragingen van konijnen en brengen ze de massale
sterfte van konijnen in dit systeem niet naar beneden. Nog steeds kunnen konijnen niet naar
buiten, zien geen daglicht, leven niet in natuurlijke groepssamenstellingen,
lopen over een gespleten ondergrond, kunnen niet graven en grazen, kunnen niet
of nauwelijks schuilen, etc. Het is tijd om te concluderen dat de
konijnenhouderij op geen enkele wijze in staat is om te voldoen aan de
behoeftes van konijnen en dat konijnen volstrekt ongeschikt zijn voor de
vee-industrie. We moeten daarom stoppen met de zoektocht naar steeds weer
kleine, vaak denkbeeldige, verbeteringen in de houderij omstandigheden. Sterker nog, de nieuwe
huisvestingssystemen brengen steeds weer nieuwe welzijnsproblemen met zich mee:
de voedsters vertonen agressief gedrag wanneer ze in een groep gehuisvest
worden en hygiëne wordt een probleem zodra verrijkingsmateriaal en betere
bodems worden gegeven. 'Dierenwelzijn' is een illusie in de
konijnenhouderij. Dit systeem behoeft geen verbeteringen, maar afschaffing.